Een duister dier

Het gebeurde een paar jaar geleden in de trein naar Parijs. Een reis waarin ik, loom weggezakt in de bank, met kleine slokjes drinkend van een hete espresso van een rijdende koffiebar, losraakte uit de gedachten en handelingen van alledag. Het winterse Noord-Franse landschap met zijn kale, eindeloos glooiende akkers en grauwe natuurstenen gehuchten vloog aan me voorbij.

Ik was op weg naar de cineaste Chantal Akerman. Ik zou haar over haar films interviewen. Vrijwel al haar werk had ik gezien en ik zat nu mijn aantekeningen door te kijken. Jeanne Dielman over een pijnlijk nette huisvrouw. Je tu il elle over het verlangen van een vrouw naar een andere vrouw. Toute une nuit over mensen die gespannen een geliefde zoeken. News from Home over een jonge vrouw die brieven aan haar moeder schrijft. En opeens dacht ik niet meer aan de thema’s die ze behandelt, maar zag ik alleen nog maar trappen, gangen, deuren en muren. In alle films van Chantal Akerman was de camera gericht op vlakken die de ruimte begrensden. En de personages liepen haastig in en uit dat vlak. Alsof ze in een labyrint zitten waar ze niet uit kunnen komen, dacht ik. Die mensen zijn gevangen. Is Chantal Akerman joods, vroeg ik me af. En toen, in een flits, besefte ik: haar familie heeft in een concentratiekamp gezeten.

Het was een schok toen enkele uren later bleek dat dat inderdaad het geval was.

Chantal Akerman vertelde: ‘Mijn moeder verdraagt geen ernstige dingen; het lukt haar belangrijke zaken hun gewicht te ontnemen. Dat komt omdat ze in een concentratiekamp heeft gezeten. Ze heeft geen toegang meer tot de dingen die haar van streek zouden kunnen brengen. Ze is gesloten. En toch brengt ze al haar emoties over, zonder woorden’. Zijzelf was er vijf jaar geleden erg ziek door geworden, ze had zware depressies gehad.

‘In al je werk film je de omheiningen van het concentratiekamp van je moeder’, zei ik. Ze was zich dit niet bewust, maar zei wel: ‘Toen mijn moeder Jeanne Dielman zag, zei ze: ‘ Die vrouw loopt net als ik de trap op”. Ze herkende zichzelf, zoals ze zelf in de ruimte beweegt. Ons huis heeft veel trappen. Die orde, die controle van het huishouden zijn nodig omdat ze het leven anders niet kan verdragen.’

In de trein terug dacht ik na over die wonderlijke ontdekking dat ik aan de beeldtaal van een dochter het lot van de ouders had afgelezen. En toen, de ene stap volgde op de andere, drong zich bij me op: En ik? Hoe zit het bij mij? Heb ik in mijn gedrag ook van die dwingende patronen?

Ik hoefde geen moment te aarzelen over het antwoord.

Ik had me al vaak afgevraagd waarom ik zo’n hekel aan de nacht had. Niet dat ik bang voor het donker was, integendeel, ik voelde geen enkele angst als ik ’s nachts alleen van de stad naar

het dorp waar ik woonde fietste. Maar als ik naar mijn slaapkamer ging en in bed stapte was het soms of er een ander wezen bij me was, een schaduw, een dier dat langs me streek en me een hol gevoel van weerzin gaf. Wie was die duistere gedaante?

Er was nog iets waarover ik me vaak had verwonderd. Waarom hield ik niet van een dak boven m’n hoofd? Vrijwel iedereen die ik kende rolde zich behagelijk als een slak op in zijn huis en voelde zich daar veilig. Maar ik wilde altijd weg, de deur uit. Weg van iets dat me drukte. Onder een jagende wolkenhemel was ik meer op m’n gemak dan onder een plafond.

Ineens het inzicht.

Ik droeg een keten van emoties met me mee die van lang geleden, van voor mijn geboorte dateerde. Een oorlogsketen. Ik hield, zonder dat ik het wist, een touw vast waaraan een dier zat, een monster dat oorlog heette. Dat monster had mijn vader, die drie jaar lang dwangarbeider in Duitsland was geweest en over de verschrikkingen van die jaren nooit had kunnen praten, verslonden.

Onlangs zag ik eenzelfde ervaring verwoord door Doris Lessing, in haar autobiografie Onder mijn huid. Zij is in 1919, een jaar na de Eerste Wereldoorlog, geboren. Haar vader was ernstig gewond geraakt tijdens die oorlog en was razend over de zinloze vernietigingszucht van die tijd. Ik ben geboren in 1946, een jaar nadat mijn vader machteloos van woede terugkeerde uit de Tweede Wereldoorlog.

‘We zijn allemaal gevormd door de oorlog, vervormd en verminkt door de oorlog, maar we lijken het niet te zien’, schrijft Doris Lessing. ‘Voor de grap heb ik wel eens gezegd dat ik door de oorlog ter wereld ben gebracht. Maar het was geen grap. Ik voelde een soort donkergrijze wolk, een soort gifgas over mijn kindertijd hangen. Later heb ik mensen getroffen met dezelfde ervaring. Misschien komt het door de oorlog, dat ik die moeilijke, paniekerige drang heb om te ontsnappen, die gespannen weerzin tegen waar ik net nog was, alsof er daar iets kan ontploffen of me aan mijn benen naar beneden kan trekken.’

Eerder verschenen in Lust en gratie.

 

Aafke Steenhuis ( 946) is schrijfster van ‘In de cakewalk’, 990, interviews met schrijvers, ‘Weerzien in Chili’, 1994 samen met J.J. Theunis-sen en Een Branding van Beelden’, 1996, samen met Kiki Amsberg.

Referentie: 
Aafke Steenhuis | 1996
In: Icodo Info, ISSN 0168-9932 | [13] | 3/4 | 44-45