Doodstraf op termijn : Het Nacht und Nebel-kamp Natzweiler
'Natzweiler - Nacht und Nebel. De woorden horen bij elkaar en staan voor de verdwijning in 'nacht en nevel' van mensen die om hun verzet tegen het nazi-regime waren gearresteerd. Niemand wist waar zij bleven. In kamp Natzweiler waren ze niet alleen figuurlijk onzichtbaar, maar ook haast letterlijk, want in het kamp op de noordhelling van een 800 meter hoge bergtop in de Elzas waren nevel en duisternis vaste gasten. Naar schatting werden zo’n zeshonderd Nederlandse verzetsstrijders naar kamp Natzweiler gedeporteerd, nadat zij vaak in eerste instantie de doodstraf tegen zich hadden horen uitspreken. Honger, kou, slaag en onmenselijk zwaar werk werden hun deel. De Nacht und Nebel-gevangenen leefden onder een constante doodsdreiging want Vernichtung durch Arbeit was er het doel.’ Aldus de introductie van het pas verschenen boek Doodstraf op termijn van Hinke Piersma. Een kort fragment uit dat boek drukken wij hierbij af.
Kamp Natzweiler en de steengroeve zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hier werd het zeldzame rode graniet gewonnen dat Albert Speer wilde gebruiken voor Hitlers bouwwerken. De productie, die allerminst winstgevend was voor de Deutsche Erd- und Steinwerke, werd onder zware omstandigheden uitgevoerd door de gevangenen. Ex-Natzweiler Jaap van Mesdag vertelde in 2003 hoe het in de steengroeve toeging. ‘We stonden dan tegen een rotswand die kaal was. Daar werden gaten in geboord waar springstof inging. Nadat het spul tot ontploffing was gebracht kreeg je te maken met losse rotsblokken en heel veel gruis en puin dat in de kiepkarren (lorries) - van die tapse karren - moest worden geladen. Als de karren vol waren, dan riep de voorman dat ze weg konden, ze werden aangeduwd en een halve kilometer verderop omgekiept. En dan begon het werk van voren af aan. Vanaf zeven uur, halfacht ’s ochtends tot aan de avond met een middagpauze van driekwartier.’
Tijdens de middagpauze werd er dunne soep uitgedeeld, en twee sneden brood. Nadat Van Mesdag had gegeten legde hij zijn hoofd op de betonnen vloer en sliep in. Hij kan het zich nu niet meer voorstellen, maar toen kon hij dat. Het is niet te zeggen hoeveel gevangenen als gevolg van het zware werk in de steengroeve zijn gestorven, maar het moeten er veel geweest zijn. De combinatie van zeer zwaar werk, verwondingen en te weinig eten was eenvoudigweg funest. Daar kwam het getreiter van de kapo’s dan nog eens bij. Don Bamberg, die in maart 1944 vanuit Buchenwald naar Natzweiler werd gedeporteerd, schrijft in zijn herinneringen:
Herman [de Limburger Herman Frohlings] en ik werden aan de lorries gezet. ‘Los, macht die Loren voll.’ De losse stenen die overal in het rond lagen moesten zo snel mogelijk in de wagens worden geladen. Het eerste kwamen de stenen die door het springen op het smalspoor terecht waren gekomen aan de beurt, omdat deze de lorries naar de steenbreker versperden. Hierna kwamen de stenen aan de beurt die door de pikhouwelen zouden worden losgehakt. De brokstukken die te dragen waren, werden in de wagens gesmeten, terwijl de grote rotsen van de rails werden gerold, waarna zij door de Vorschlager klein werden geslagen. Ik merkte, dat de Kapo de gevangenen die aan de lorries werkten, scherp in het oog hield of zij niet te kleine stenen oppakten en het nodige tempo hadden. Daarom besloot ik maar om hem geen kans te geven en zocht een grote steen uit om naar de wagen te dragen. Ik had mij echter aan het gewicht verkeken. Hij was veel zwaarder dan ik dacht. Ik liet hem daarom liggen en nam een kleinere. ‘Liegen lassen und den anderen nehmen’, hoorde ik de Kapo roepen, terwijl hij mijn richting opliep. Ik liet de steen die ik al in mijn handen had vallen, en liep terug naar de grote. Met alle kracht die ik had, tilde ik de steen van de grond en schuifelde er behoedzaam mee naar de wagen. ‘Los, schneller, Mensch, schneller’, brulde de Kapo, terwijl hij mij een trap verkocht. Hierdoor raakte ik uit balans, zodat ik de zware steen moest laten vallen. ‘Los, aufheben und etwas Bewegung, sonst hau ich dir die Nase voll, du Dreckschwein.’ Weer tilde ik de steen op. Hij leek intussen zwaarder geworden en ik liep zo snel als ik kon naar de lorrie. Ik kon hem echter niet hoog genoeg tillen om hem over de rand te krijgen. Herman zag dit en hielp een handje. ‘Halt’, brulde de Kapo. ‘Das sollst du alleine machen, ganz alleine, du müdes Arschloch.’ Hij dwong ons de steen uit de lorrie te halen en toen deze op de grond lag brulde hij: ‘Und jetzt los, den Stein in die Lore schmeissen, aber etwas dalli und ganz alleine.’ Voor de derde keer tilde ik de zware steen op. Met de kracht der wanhoop probeerde ik nu deze hoog genoeg te krijgen om hem op de rand te leggen. Mijn spieren trilden van inspanning. Ik had de steen nu zover, dat hij met de uitstekende kant op de rand lag. Ik drukte met mijn hele lichaamsgewicht tegen de steen om hem verder te rollen. Bijna was het gelukt, totdat de Kapo mij een nieuwe trap verkocht, waardoor ik uit balans raakte en de steen weer op de grond plofte. ‘Du willst wohl schon am ersten Tag im Steinbruch durch ’n Kamin, was? du traurige Vogelscheuche.’ Ik kreeg een daverende oorvijg van de Kapo, die mij sterren deed zien. De linkerhelft van mijn gezicht leek verdoofd op mijn oor na, dat pijnlijk begon te steken. Deze Kapo was er kennelijk op uit om mij kapot te maken. Ik kende zijn systeem. Elke dag moesten er een paar doden zijn. Voldeed hij niet aan deze opdracht, dan zou hij worden vervangen door een Kapo die harder was. Ik zou hem de lol niet gunnen. Weer liep ik naar de steen. Mijn woede verleende mij reuzenkracht. Ik pakte de steen op en drukte hem meteen omhoog over de rand. Weer trapte de Kapo naar me maar deze keer was ik erop bedacht. Ik hield de steen vast en duwde hem met één ruk over de rand. De steen donderde in de lorrie. ‘Na also, warum nicht gleich?’grijnslachte de Kapo. Hij liep bij me vandaan om een ander, zwakker slachtoffer te zoeken. De dichte nevel maakte dat je hem alleen als een schim bleef zien. Een spookachtige gestalte zonder gezicht.
Het sadisme van de kapo’s en andere figuren die zich een positie binnen de kamphiërarchie hadden veroverd, leidde niet zelden tot de dood van een gevangene. Zo zou de Nederlandse kolonel F.B.A. Jansen door de kapo Willy Heimig van een hoge betonnen buitentrap zijn geschopt omdat hij als gevolg van zijn leeftijd en de reeds doorstane kampontberingen niet snel genoeg liep. Hij had een zware hoofdwond en waarschijnlijk een hersenschudding en zou een paar dagen later aan zijn verwondingen overlijden. Hij was niet het enige slachtoffer van bruut geweld. Justines de Josselin de Jong uit Arnhem werd op 8 maart 1944 doodgeknuppeld tijdens het sneeuwruimen en Joseph Meertens, een koffiebrander uit Luik, overleed als gevolg van een harde stoot van de Blockalteste waardoor hij tegen een betonnen wasbak aan viel. Hij had het gewaagd om zijn beklag te doen over het gedrag van de Stubenalteste die hem had berispt over het feit dat er een knoop aan zijn jas ontbrak. De Utrechtse H.C. van Renes werd door een SS’er in de rug geschoten omdat hij zich zonder het te vragen drie meter buiten de werkplaats begaf om zijn behoefte te doen, en de dierenarts Van den Berg en luitenant-kolonel Teding van Berkhout werden het slachtoffer van de beten van de kamphonden die op hen af waren gestuurd omdat ze vielen terwijl ze met zware kruiwagens over onbegaanbare paadjes moesten rennen. Wim Roessingh was er getuige van dat de uit Voorburg afkomstige Schwencke door een voorwerker werd doodgeslagen.
Eén pesterij is in het collectieve geheugen van de ex-gevangenen van Natzweiler gegrift. Dit was het zogenaamde ‘mutsen gooien’. Dat ging zo: een bewaker pakte een muts af en gooide die een eind weg in de hoop dat de gevangene erachteraan zou rennen. Als dat gebeurde dan had de bewaker de mogelijkheid de ongelukkige auf der Flucht neer te schieten en kon op die manier verlofdagen verdienen plus een fles drank. Hoe vaak dat in werkelijkheid is gebeurd, is niet meer vast te stellen, feit is wel dat nieuwkomers voor deze praktijken werden gewaarschuwd.
De dood lag in Natzweiler constant op de loer, of in de woorden van de ex-Natzweiler en schrijver Nico Wijnen: ‘De dood is een lugubere komediant, die nu deze, dan gene gestalte aanneemt. De gevangenen hebben hem al op vele wijzen ontmoet: de dood in de elektrische draadversperring; de dood door ondervoeding en uitputting; door tyfus, dysenterie; doodgeslagen, doodgetrapt; de dood voor het vuurpeloton of aan de galg. Maar welke gestalte hij ook aanneemt, zij herkennen altijd de bleke magere acteur.’
Hinke Piersma, Doodstrafop termijn. Nederlandse Nacht und Nebel-gevangenen in kamp Natzweiler, Uitgeverij Walburg Pers, ISBN 90.5730.442.2, 224 pagina’s, prijs € 22,95.
DR. HINKE PIERSMA is historica. Zij is verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie.
In: Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld, ISSN 1871-1065 | 2 | 4 | 32-35