De Tweede Wereldoorlog in fictie en non-fictie: Jan Brokken en zijn interpretatie van de werkelijkheid

Er zijn weinig onderwerpen waar zoveel over geschreven is als de Tweede Wereldoorlog. Het lijkt welhaast onmogelijk om daar nog iets oorspronkelijks aan toe te voegen. slechts een enkele auteur slaagt daarin. Jan Brokken is er een van. Wat geeft zijn boeken een meerwaarde ten opzichte van andere auteurs? Waarin onderscheidt hij zich? Dit artikel gaat in op deze vragen aan de hand van twee van zijn boeken, de autobiografische roman Mijn kleine waanzin en het non-fictieboek De vergelding, die beide de Tweede Wereldoorlog als onderwerp hebben.

 

Fascinerende mix van fictie en non-fictie

Een eerste bijzonderheid van Jan Brokken is dat hij zowel de fictie als non-fictie beoefent, in wezen twee heel verschillende genres. Gelet op zijn journalistieke achtergrond ligt de beoefening van de non-fictie voor de hand: het beschrijven van feiten en de interpretatie daarvan. Anders is het met de romankunst. Die heeft hij zich in de loop der jaren eigen gemaakt, omdat de roman hem de kans bood op een heel andere manier de complexiteit van het menselijk bestaan te belichten. Schrijver Oek de Jong zegt over romanschrijvers het volgende: ‘zij scherpen onze waarneming en onze geest en roepen dingen in ons op die op geen enkele andere manier kunnen worden opgeroepen. De roman daagt de lezer uit om te verbeelden, te mijmeren en te luisteren naar de verteller.’ Dat is precies wat Brokken in zijn roman Mijn kleine waanzin doet.

Mijn eerste kennismaking met Jan Brokken was in 2004 toen ik jury zat van de ICODO-prijs.1 Mijn kleine waanzin werd in dat jaar unaniem tot winnaar uitgeroepen. Het boek maakte ‘op een bijzondere wijze de gevolgen van geweld inzichtelijk voor een breed publiek’. Mijn kleine waanzin speelt zich af in het Zuid-Hollandse tuindersdorp Rhoon, waar Brokken opgroeide. Het boek geeft een gevoelvol inkijkje in het wel en wee van het gezin Brokken met de vader in een ontroerende hoofdrol. Door de vele persoonlijke details kost het de lezer weinig moeite zich een beeld te vormen van deze tragische figuur, die hevig gebukt ging onder zijn oorlogsverleden als krijgsgevangene in Nederlands-Indië. Ook in zijn werk als dominee had hij het zwaar te verduren, overigens mede als gevolg van zijn vrijzinnigheid. Onder zijn gemeenteleden waren namelijk veel orthodoxe tuinders, streng gelovigen die zich met alles wat des kerke was bemoeiden: met de lengte en inhoud van de preek, met de maat waarop de psalmen gezongen werden, met de kleding die gelovigen geacht werden te dragen... Keer op keer riepen ze dominee ter verantwoording:

‘Wanneer hij de tuinders weer eens van zich afhad geschud na urenlang gedelibereer, en hij rillend van verontwaardiging onder de dekens kroop, verschenen de Jappen op zijn netvlies die hem voor de loods van het kamp Paré Paré met een bamboestok op de rug sloegen. Midden in de nacht hoorden wij hem door het huis banjeren, in een laatste poging de oorlog te ontlopen, maar hij voelde zich weer even opgejaagd als destijds.'

Toch stond hij altijd en voor iedereen klaar. Nooit verzaakte hij. Maar, vraagt Brokken zich af: ‘Wisten ze dat hij onder behandeling was van een psychiater? Dat de diagnose kampsyndroom luidde? Dat hij weinig voor opname in de kliniek ’40-’45 voelde en op aanraden van de behandelend geneesheer psychologie was gaan studeren?’ Waarschijnlijk niet. In ieder geval blijkt dat uit niets.

Rijke context en empathische stijl

Met veel mededogen schrijft Brokken over zijn vader. Liefdevol schetst hij een portret van een man die met behulp van drank en pillen poogde de herinneringen aan het kamp te verdrijven. Het wordt duidelijk dat zijn vader aanvankelijk redelijk goed functioneerde, maar dat de stress waaraan hij door zijn orthodoxe gemeenteleden werd blootgesteld hem hoe langer hoe meer ondermijnde:

‘Ik wist hoe breekbaar mijn vader was, hoeveel pillen hij slikte, hoe versuft hij kon zijn. Soms gleed hij aan tafel opeens van zijn stoel en zakte in elkaar. De oorlog, jawel, maar hij kreeg pas last van die oorlog toen hem door een stelletje dwepers de wacht werd aangezegd.'

Deze citaten vormen een illustratie van het inlevingsvermogen waarover Brokken beschikt. Deze roman voegt daarmee iets wezenlijks toe aan de gebruikelijke casusbeschrijvingen die we kennen uit de traumaliteratuur. Wat daarin vooral mist is de persoonlijke, sociale en historische context die in Mijn kleine waanzin zo rijk vertegenwoordigd is.

Terug naar het boek, waarin maar al te duidelijk wordt dat Jan Brokken zelf van na de oorlog is. Dit in tegenstelling tot zijn twee broers die als kleine kinderen samen met hun moeder in het vrouwenkamp hadden gezeten. Met haar hadden zij een hechte band:

‘Ma was de stem die hen in slaap had gesust als ze lagen te woelen op de harde britsen in de stervenshete barakken, ma was de hand die de muskieten had verjaagd, ma was de mond die niet kauwde als ze haar eigen rantsoen op de borden van haar zoons had geschoven.'

Als enige van na de oorlog voelde Jan zich een buitenstaander in het gezin. Zijn beide broers waren daar ongetwijfeld mede debet aan: ze pesten hem genadeloos, zonder mededogen. Was het omdat ze hun moeder voortaan met hun jonge broertje moesten delen en zij er niet meer exclusief voor hen was? Jan Brokken vertelt dat hij in zijn jonge jaren van harte wenste dat hij óók in het kamp had gezeten. Dat zou hem een hoop ellende hebben bespaard, meende hij in zijn jeugdige naïviteit. Brokken toont zich in alles een excellent observator en geeft ons ontroerende inkijkjes in de wijze waarop de oorlog subtiel doorwerkt in het leven van alledag. Toch is dit boek meer dan een gezinsgeschiedenis. Ook de sociale context ontbreekt niet. Zo wordt de orthodoxe geloofsgemeenschap in Rhoon met groot inlevingsvermogen geschetst en is er ook aandacht voor historische perspectieven. Brokkens taalgebruik is beeldend. Hij onttrekt zich aan clichés en hij weet op elke bladzijde een sfeerrijk beeld van de werkelijkheid op te roepen.

Overigens is Mijn kleine waanzin het eerste boek dat Jan Brokken schreef met de Tweede Wereldoorlog als onderwerp. Dat is opmerkelijk omdat hij toentertijd al een oeuvre van zo’n twintig boeken op zijn naam had staan. Maar dit boek, dat inmiddels aan de elfde druk toe is, was tot voor kort wel zijn grootste succes.

De invloed van trauma in een kleine gemeenschap

Brokkens echte doorbraak kwam in 2013 met de publicatie van De vergelding, zijn meest recente boek. Inmiddels zijn daar ruim 75.000 exemplaren van verkocht. Ook dit verhaal speelt zich af in

Rhoon en ook nu staat de Tweede Wereldoorlog centraal. Het gaat over een wraakactie van de nazi’s, waarbij zeven onschuldige burgers werden gedood als gevolg van een vermeende sabotageactie.

Het frappante is dat de vergeldingsactie van de nazi’s ook in Mijn kleine waanzin wordt genoemd. Maar toen had Brokken nog geen idee van de impact van die gebeurtenis voor het dorp. Het feit waar alles om draait, is een door de storm losgeslagen electriciteitskabel, waardoor een Duitse soldaat om het leven kwam. Dat is althans de versie die Brokken kende, maar de werkelijkheid, zo bleek uit zijn uitgebreide research, was een stuk complexer. Toch sabotage? Het verhaal is rijk gedocumenteerd. Brokken dook de archieven in en interviewde met behulp van een researcher tientallen betrokkenen. Hij wilde in zijn verhaal de motieven van alle hoofdrolspelers in kaart brengen. En hoewel het Uer om non-fictie gaat, is de stijl romanesk en biedt het de lezer volop mogelijkheid tot identificatie met de hoofdpersonen. De lezer kan er daarbij niet omheen zichzelf de vraag te stellen: wat zou ik in die situatie hebben gedaan hebben? Brokken zegt over het boek:

‘Mijn doel was niet de oorlog te analyseren - dat is voldoende gedaan. Ik wilde ook geen morele oordelen uitspreken over goed en kwaad, die discussie lijkt me totaal achterhaald. Ik wilde alleen begrijpen wat mensen hebben gedaan en waarom ze het hebben gedaan. Het antwoord is vaak: omdat ze niet anders konden. Of omdat ze niet verder konden kijken dan hun neus lang was. Of omdat ze dachten dat ze een slaatje uit de chaos konden slaan. Strikt persoonlijke motieven.'

(Interview uitgeverij Atlas, 4 mei 2013, geschie-denis.nl)

Jan Brokken (foto Anneleen Louwes).

 

Staat in Mijn kleine waanzin de doorwerking van de oorlog in gezinsverband centraal, De vergelding laat zien hoe de oorlog binnen een hele gemeenschap nog altijd zijn sporen nalaat. Brokken doet dat met veel inlevingsvermogen, beeldend, spannend en vol dramatische lading. Hij toont zich een rasverteller, die ook niet schuwt om non-fictie met fictie te vermengen, en andersom. Feitelijk bronnenmateriaal legt nu eenmaal de nodige beperkingen op, die kunnen worden opgelost door de grenzen tussen fictie en non-fictie te laten vervagen. Brokken doet dat waar nodig en slaagt er op die manier in verschillende schrijfculturen met elkaar te versmelten. Het volgende citaat is dan ook kenmerkend voor zijn werk en laat zien waarin hij zich onderscheidt van anderen:

‘Bij Brokken is de speurtocht net zo belangrijk als de vondst. En dat is een mooie manier om de verbeelding en de verwondering toe te laten in de wereld van de non-fictie, waar zoveel journalisten en historici zich onnodig laten beperken door de eis van de feitelijkheid. Brokken laat zien dat er meer mogelijk is.' (Ewoud Kieft, NRC Handelsblad, 18 januari 2010).

Jan Brokken is een schrijver die bewijst dat romans en non-fictie elkaar fantastisch aanvullen, maar elkaar ook niet uitsluiten. Het is juist deze combinatie die ons beeld en begrip van de complexe werkelijkheid beter helpen begrijpen.

Referenties

Brokken, Jan, Mijn Kleine waanzin. Amsterdam/ Antwerpen: Atlas, 2004.

Brokken, Jan, Baltische zielen. amsterdam/ antwerpen: atlas Contact, 2010.

Brokken, Jan, De vergelding. amsterdam/antwerpen: atlas Contact, 2013.

Jong, oek de, Wat alleen de roman kan zeggen. amsterdam/antwerpen: atlas Contact, 2013.

1 iCoDo is de organisatie waaruit Cogis is voortgekomen. De iCoDo-prijs is door de organisatie zelf in het leven geroepen om creatieve uitingen die de gevolgen van geweld inzichtelijk maken voor een breed publiek te stimuleren en het beste ‘product’ in een bepaald jaar te bekronen.

WIM D. VISSER is historicus en communicatiedeskundige; hij werkt als beleidsadviseur voor Impact en Cogis.

Referentie: 
Wim D. Visser | 2014
In: Cogiscope, ISSN 1871-1065 | 11 | 2 | juli | 6-9
Trefwoorden: 
beeldvorming, geschiedenis, gezinnen, literatuur, oorlogsgetroffenen, psychotrauma (nl), romans, samenleving, transgenerationele overdracht, tweede generatie, Tweede Wereldoorlog (1939-1945)