De Syriëgangers: Landelijke Eenheid Dienst Landelijke Informatieorganisatie. Analyse & Onderzoek – Team CTER

Het laatste hoofdstuk bevat het antwoord op de centrale vraag van dit rapport: wat is de achtergrond van de Nederlandse Syriëgangers? De vraagstelling wijkt af van die in veel terrorismeonderzoek, waarin de aandacht overwegend uitgaat naar de rol van groepsprocessen. In de Inleiding wordt echter betoogd dat bij radicalisering dergelijke blootstelling aan een radicaliserende omgeving, zoals in een groep, moet worden onderscheiden van het ontstaan van individuele vatbaarheid voor radicale boodschappen. Vanuit het perspectief van de levensloopcriminologie
is het niet aannemelijk dat iedereen even vatbaar is en die vatbaarheid hangt samen met persoonlijke achtergronden. Het onderzoek brengt die achtergronden in kaart voor een specifieke groep, de Syriëgangers. 

Onderzoeksvraag 1: Empirisch onderzoek 

In hoeverre bevestigt eerder empirisch onderzoek onder Nederlandse jihadisten het beeld van diversiteit en normaliteit?
In het terrorismeonderzoek stellen diverse auteurs dat terroristen ‘normaal’ zijn of ‘zeer divers’, waardoor die niet af zouden wijken van gemiddelden
ten aanzien van iedere interessante variabele. In Nederlands empirisch onderzoek naar jihadisten blijkt voor deze ‘normaliteitsthese’ echter geen
steun te vinden. Jihadisten - ook die van eerdere generaties – zijn overwegend laag opgeleid, hebben geen vast werk, hebben relatief vaak criminele
antecedenten en kampen relatief vaak met psychische problemen; het laatste blijkt ook uit onderzoek van praktijkorganisaties. 
Onderzoek dat stelt dat jihadisten ‘normaal’ dan wel ‘divers’ zijn, blijkt gebaseerd op kleine, niet aselect getrokken steekproeven en gebruikt data uit open bronnen. Tegelijk komen in zowel die kleine als de grote studies de afwijkingen wel naar voren.

Onderzoeksvraag 2: Demografische kenmerken
Wat zijn de demografische kenmerken van de Nederlandse jihadisten? 

De onderzoekspopulatie van 319 personen is de groep (‘S2’) die in maart
2016 op de LOP-lijst stond en er in maart 2017 nog steeds op stond. Van deze 319 personen zijn er 217 (68%) daadwerkelijk afgereisd. Het  merendeel van deze groep was voor 2012 niet als radicaal in beeld bij het Team CTER van de politie. De groep heeft de volgende demografische kenmerken:
• Het aandeel van vrouwen steeg van 16% in 2014 naar 31% in 2016.
• De gemiddelde leeftijd lag onveranderd rond de 24 jaar.
• Het aandeel van minderjarigen was en bleef 4%.
• Van de onderzoeksgroep heeft 93% een migratieachtergrond; dit betreft alleen eerste en tweede generatie migranten, geen derde generatie.
• De grootste etnische herkomstgroep en het sterkst vertegenwoordigd is de Marokkaanse (van 55% komen één of beide ouders uit Marokko).
• De onderzoekspopulatie bestaat voor 85% uit ‘wedergeboren’ moslims (n=272) en voor 15% uit bekeerlingen (n=47).
• Van de bekeerlingen is 60% vrouw. 
• Van degenen die afreisden kwam ongeveer 40% uit Den Haag en omliggende gemeenten.

Onderzoeksvraag 3: Aanpassings- en levensproblemen 
In hoeverre hebben Nederlandse jihadisten te maken gehad met aanpassings-en levensproblemen?
• Syriëgangers komen vaak uit een gebroken gezin: bij een landelijk gemiddelde van 21%, is dit 48% van de wedergeborenen en 79% van de bekeerlingen.
• Huiselijk geweld lijkt niet opvallend sterk vertegenwoordigd in de data: 20% (n=64) heeft er ervaring mee in enige rol, 5% (n=17) als dader.
• Syriëgangers zijn relatief laag opgeleid; waarschijnlijk heeft het merendeel geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt (onderzoek Ljujic e.a. 2017 en Thijs e.a. 2018).
• Tot 95% van een subset uitreizigers (n=136) was financieel niet zelfvoorzienend (Soudijn 2019).
• Syriëgangers zijn duidelijk vaker werkloos dan andere tweedegeneratiejongeren; wanneer zij werk hebben gaat het bijna altijd om tijdelijk en  laaggeschoold werk (vgl. onderzoek Soudijn).
• Van de Syriëgangers is 9% (n=30) ooit enige tijd dakloos geweest, wat duidelijk vaker is dan gemiddeld in de betreffende leeftijdscategorie. 

Onderzoeksvraag 4: Criminaliteit In hoeverre hebben Nederlandse jihadisten criminele antecedenten?
• Tot 64% van de Syriëgangers heeft criminele antecedenten; bij een landelijk gemiddelde van 14% dat op 22-jarige leeftijd antecedenten heeft, wijst dit op een duidelijke oververtegenwoordiging. 
• Het merendeel van de personen met antecedenten heeft er een beperkt aantal van 1 tot 5; 30 personen (9%) hebben er meer dan 10.
• De antecedenten betreffen overwegend commune criminaliteit; georganiseerde misdaad is nagenoeg niet aangetroffen. Van de subjecten was 40% in enige mate of duidelijk bij geweld betrokken.
• De bevindingen aangaande criminaliteit komen overeen met die uit onderzoek onder de bredere categorie van alle terrorismeverdachten (Thijs e.a. 2018).

Onderzoeksvraag 5: Geestelijke gezondheid
In hoeverre kampen Nederlandse jihadisten met problemen op het gebied van geestelijke gezondheid?
• Bij 13% zijn ggz-problemen duidelijk, bij 15% in enige mate aangetroffen in de politiebronnen, in totaal dus 28%. Wanneer kan worden uitgegaan van een algemene prevalentie van ongeveer 8% voor psychische stoornissen in deze leeftijdscategorie, wijst de uitkomst op een vaker dan gemiddeld voorkomen van deze stoornissen onder Syriëgangers. 

• Volgens een ggz-instelling heeft van een (andere) groep van 300  personen in het casusoverleg (niet per se Syriëgangers) 60% psychosociale problemen. In 25% van de gevallen gaat het om ernstige psychische stoornissen; onder radicale vrouwen in deze groep had 80% psychosociale
problemen (Paulussen e.a. 2017).
• Bekeerlingen onder de Syriëgangers hadden relatief vaak in enige mate met psychische problemen te maken, namelijk in 53% van de gevallen, tegen 24% van de wedergeboren.
• Los van de kwestie van over- of ondervertegenwoordiging, is duidelijk dat een substantieel deel van de Syriëgangers te maken heeft gehad met problemen met de geestelijke gezondheid. 

Tenslotte moet nog worden opgemerkt dat bij 46 personen (14%) niets was te vinden dat wees op een problematische achtergrond; hier kan meespelen dat van mensen die niet reeds als crimineel of overlastgevend in beeld waren bij de politie, ook ten aanzien van andere variabelen minder informatie voorhanden was. Verschillen tussen individuen in de onderzoekspopulatie kan men zien als bevestiging van de aanwezigheid
van ‘diversiteit’, zolang ook duidelijk blijft dat er wel degelijk groepsgemiddelden zijn. 

Centrale vraag: wat is de achtergrond van de Nederlandse Syriëgangers? 
In het voorgaande blijkt dus dat de Nederlandse Syriëgangers naar hun achtergrond geen doorsnede van de Nederlandse samenleving vormen:
• Als groep wijken de onderzochte Syriëgangers af van gemiddelden op alle onderzochte terreinen – zij wijken daarmee tevens af van wat in de literatuur lange tijd is gesteld over terroristen: deze Syriëgangers blijken niet hoger maar veel lager opgeleid dan gemiddeld, zij hebben veel vaker criminele antecedenten dan gemiddeld en zij hebben in veel gevallen ook psychische problemen. 
• De verschillen zijn van dien aard dat gesteld kan worden dat geregeld sprake is van ‘multiproblematiek’ en bij de bekeerlingen was dit bijzonder duidelijk. Veel Syriëgangers zijn in dat opzicht niet heel anders dan andere probleemjongeren.



Geachte bezoeker,

De informatie die u nu opvraagt, kan door psychotraumanet niet aan u worden getoond. Dit kan verschillende redenen hebben, waarvan (bescherming van het) auteursrecht de meeste voorkomende is. Wanneer het mogelijk is om u door te verwijzen naar de bron van deze informatie, dan ziet u hier onder een link naar die plek.

Als er geen link staat, kunt u contact opnemen met de bibliotheek, die u verder op weg kan helpen.

Met vriendelijke groet,
Het psychotraumanet-team.


Referentie: 
Trefwoorden: 
allochtonen, criminaliteit, extremisme, Geestelijke gezondheid, geweld, Jihad, Jihadisme, jongeren, Nederland, Onderzoek, politie, psychische stoornissen, psychosen, psychosociale problematiek, psychotrauma (nl), radicalisering, radicaliseringsproces, schizofrenie, Syrie, terroristen, terugkeer