De na-oorlogse generatie oorlogsslachtoffers, een casus
Langzamerhand groeit het besef, dat de nasleep van de Tweede Wereldoorlog niet alleen gevoeld wordt door hen, die deze oorlog aan den lijve meemaakten, maar ook door degenen die (direkt) na de oorlog geboren werden. De volgende gevalsbeschrijving moge dit verduidelijken.
De huisarts verwees een man géborén in 1946 naar het RIAGG vanwege werkproblematiek. Hij kon zijn werk als leerkracht op een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen niet meer aan. Hij genoot sinds enkele weken een ziektewetuitkering, kwam thuis tot niets meer en twijfelde aan de zin van het bestaan. De aanleiding vormden konflikten op zijn werk met kollega's en superieuren. Hij stond bekend als "alternatief en gedreven" en botste met kollega's die er meer traditionele werkopvattingen op nahielden en, zoals hij het uitdrukte, "stipt om 5 uur het pand verlieten".
Terzijde zij vermeld, dat een eveneens als "alternatief" bekend staande kollega zich in dezelfde tijd ziek meldde als kliënt; het was tevens een goede vriend van hem; ze voelden zich weggepest.
Voorgeschiedenis: Het betrof een eerste hulpvraag.
Biografische gegevens: Kliënt werd in 1946 geboren uit ouders waarvan de vader na de bevrijding teruggekeerd was uit Duitsland, waar hij gedurende de oorlogsjaren gedwongen tewerkgesteld was in het kader van de Arbeitsein-satz. Onduidelijk voor kliënt was of hij aldaar aktief deel had aan verzetsaktiviteiten. Zeker was in ieder geval dat de kennissen van zijn vader wel aktief verzet pleegden en als zodanig vervolgd werden. Zo herinnerde hij zich als kleine jongen dat deze kennissen in familiekring de littekens van zweepslagen op hun rug lieten zien. Moeder maakte als burgerde oorlog mee. Hij omschreef zijn vader als gesloten, maar optimistisch in zijn toekomstverwachtingen. Deze hield er als kommunist in hart en nieren in de jaren na de oorlog hooggestemde, maar volgens kliënt niet realistische opvattingen op na.
Zo hield dat voor kliënt bijvoorbeeld in, dat hij zijn driewieler met alle kinderen in de buurt moest delen en niet bij zijn vader terecht kon wanneer hier ruzie over ontstond met vriendjes. Zijn moeder omschreef hij als open, maar gereserveerd, eerder somber gestemd, maar realistisch in haar kijk op de toekomst. Het oorlogsverleden kwam in gesprekken met de kinderen nauwelijks aan bod, maar kliënt had het gevoel dat het toch voortdurend onbesproken aanwezig was en een spanningsveld teweegbracht. Autoanamnestisch was er geen sprake van kinderneurotische verschijnselen. Hij doorliep de lagere school, de middelbare school en het paedagogisch onderwijs zonder problemen, had veel vrienden en was aan het einde van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig betrokken bij de alternatieve maatschappelijke stromingen.
Hij leerde een vrouw kennen en huwde. Hij vertelde desgevraagd toch met veel moeite van zijn ouders losgekomen te zijn; feitelijk waren ze met ruzie uit elkaar gegaan. Inmiddels werkte hij op de school voor moeilijk opvoedbare kinderen. Hij gaf daar handenarbeid en vrije expressie. Tijdens zijn als gelukkig omschreven huwelijksjaren volgde hij de kunstakademie en was in zijn vrije tijd als beeldend kunstenaar werkzaam, zonder overigens het eindexamen van de akade-mie gehaald te hebben. Er bestond namelijk diskussie met de examen-kommissie over de kwaliteit van zijn examenwerkstuk. Door de jaren heen verbeterde het kontakt met zijn ouders, vooral zijn vader was veranderd. Zijn enthousiaste kijk op de toekomst was omgeslagen in het tegendeel; hij was de jaren voor zijn overlijden, enkele jaren geleden, een teleurgesteld man. Samen bouwden vader en zoon een boot, op dat moment vond kliënt daarin veel steun, hij was van plan samen met zijn echtgenote een jaren'durende wereldreis te maken en spendeerde nu al zijn tijd eraan om de boot verder af te maken. Ze hadden geen kinderen, wel veel vrienden en kennissen.
In het kontakt imponeerde hij als een teleurgestelde, kwetsbare man, die overigens zijn klachten op een reële wijze presenteerde. Opvallend waren daarbij zijn neiging hooggestemde, niet realis7 tische idealen met name in zijn werk te proberen te verwezenlijken en heftige ambivalente gevoelens ten aanzien van zijn vader. Behalve een depressieve stemming zonder duidelijke vitale kenmerken bestond er geen psychopathologie in engere zin. Er was geen suïcidegevaar; er bestond geen inzicht in het eigen aandeel in de problematiek.
Beloop.
In gesprekken met een steunend, strukturerend karakter leidde mijn suggestie dat kliënt via zijn hooggestemde idealen datgene wilde bereiken wat zijn vader niet gelukt was - om zodoende het onrecht hem in de oorlog aangedaan teniet te doen - ertoe, dat hij bij zijn moeder naar het pre-ciese oorlogsverleden van zijn vader ging informeren. Aanvankelijk was hij geheel gepreokku-peerd met deze verklaring voor zijn klachten; hij zocht en vond steun voor deze hypothese bij zijn vrienden waarvan de ouders ook vervolgd bleken te zijn in de Tweede Wereldoorlog. Later bleek hij opgelucht zijn eigen aandeel in de konflikten met kollega's te kunnen bespreken. Hij ging struk-tuur aanvaarden en in zijn eigen leven aanbrengen. Zo accepteerde hij elders een nieuwe werkkring, liet beleidszaken aan zijn direk-teur over en bepaalde zich tot het geven van lessen aan de kinderen.
Kenmerkend voor zijn veranderde kijk op de zaken was zijn pleidooi tegen het plan van zijn kollega's de kinderen ertoe aan te zetten Gorbatsov middels brieven om vrede te vragen. Volgens kli-ent mocht je de kinderen wel inlichten over de wereldvraagstukken, maar moest je het initiatief om te schrijven aan hen zelf overlaten. Zijn kollega's stemden hiermee in. Het idee werd verlaten.
In zijn vrije tijd werkte hij het plan uit de voorgenomen reis met zijn vrouw niet doelloos te ondernemen, maar een route- en kustbeschrijving voor amateurzei-lers te schrijven.
Zijn klachten verdwenen, de relatie met zijn vrouw verbeterde, hij ging weer met plezier naar zijn werk. Zijn vader en zijn oorlogsverleden kwamen niet meer ter sprake.
Maarten Coopmans is verbonden aan RIAGG Centrum West Rotterdam
In: Icodo Info , ISSN 0168-9932 | 3 | 2 | juni | 41-43