De impact van rampen op de gezondheid minimaliseren: Sjaak de Gouw, directeur GGD Holland Midden

In deze In de Spreekkamer een gesprek met Sjaak de Gouw, directeur publieke gezondheid van GGD Hollands Midden. Hij was betrokken bij de organisatie van de opvang na het schietincident in Alphen aan den Rijn en evalueerde als commissielid de opvang en nazorg van ‘Alphen’ mee. Na rampen alleen psychosociale opvang bieden is vaak niet effectief, concludeert hij. Die zorg moet geïntegreerd worden met aandacht voor materiële en andere omstandigheden van slachtoffers.

Sjaak de Gouw wist al op de lagere school dat hij medicijnen wilde studeren. Dat kwam door zijn heeroom, die als pater in Brazilië werkte. Naar de tropen, dat wilde sjaak later ook, maar dan als arts. na de middelbare school werd het dus geneeskunde, aan de Universiteit van Amsterdam. Via werk in de universiteitsraad rolde hij in een baan als beleidsmedewerker van het College van Bestuur. Hij ontwikkelde er zijn ‘passie voor beleid’. Zijn tropendroom sneuvelde toen hij deelnam aan een werkgroep voor tropenartsen. Daar kwam hij erachter dat studenten medicijnen uit tropenlanden die in Europa studeerden bij terugkeer liever een lucratieve privépraktijk opzetten dan in sloppenwijken of de bush te gaan werken. Zo’n cultureel probleem moeten die landen zelf oplossen, vond De Gouw. Anders bleef het dweilen met de kraan open.

 

Hij besloot zijn passie voor beleid te combineren met zijn kennis van de gezondheidszorg. Hij ging aan de slag bij de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid. Tijdens een vervolgstap bij een adviesbureau miste hij de nabijheid van de praktijk. ‘in de baan die ik nu heb komt alles samen. De medewerkers van de GGD staan dicht bij de mensen en de samenleving, en met haar beleid kan de lokale overheid daadwerkelijk invloed uitoefenen op de gezondheid van haar burgers. Daar komt bij dat ik al in Leiden woonde. Het is de grootste stad van deze regionale GGD, met 23 gemeenten.’

Obesogene samenleving

Dat het overheidsbeleid ten aanzien van de volksgezondheid vaak zijn doel mist, bleek De Gouw intussen steeds duidelijker. Voor zijn promotie besloot hij te bestuderen waarom het overheidsbeleid om overgewicht tegen te gaan, niet werkt. Obesitas ontstaat door een samenspel van factoren, benadrukt hij. ‘De reclame, de industrie, de leveranciers, de sociale en fysieke omgeving van mensen. Daardoor leven we nu in een obesogene samenleving. Leg je de wetenschappelijke kennis naast wat de overheid doet, dan valt er nog een wereld te winnen... in Nederland sluit de overheid vaak convenanten, bijvoorbeeld met de industrie. Andere landen werken gewoon met verboden.’ Voor een goede aanpak van overgewicht bestaan diverse bewezen effectieve interventies. ‘Maar het gaat er vooral om dat je het met de mensen samen aanpakt. Neem Utrecht. Daar heeft een be-wonersvereniging met de gemeente afgesproken het plein in hun wijk te onderhouden, met een bepaald budget. Ze hebben het plein ingericht met speeltoestellen en plantenbakken en houden het schoon. Daardoor voelen ze zich veel meer verbonden met hun woonomgeving. Ze bewegen meer en hun kinderen spelen veel meer buiten en bewegen dus ook meer.’

Burgers kunnen dus prima zelf oplossingen bedenken. Bij GGD Hollands Midden is dat inzicht verwerkt in een nieuwe methodiek bij jeugdgezondheidszorg. Daar brengen de medewerkers niet meer apart als deskundige maar samen met ouders en kinderen de levensgebieden, ontwikkelingsbehoeften en -risico’s van kind en ouders in kaart. Dat past goed bij de huidige overheids-benadering die inzet op eigen inzet van burgers, zeg ik. Herijking van de verzorgingsstaat was nodig, antwoordt De Gouw. Al is hij niet onverdeeld blij met het huidige beleid in de combinatie met de bezuinigingen en de druk op mensen om (mantel)zorg te geven.

Maar mensen kunnen wel veel zelf regelen. ‘ook in de traumazorg zijn er steeds meer projecten met als uitgangspunt dat mensen in staat zijn om zichzelf te redden en zelf hun naasten te waarschuwen. Wij moeten er zijn voor degenen die hulp nodig hebben, maar niet onze hulp opdringen. Zo’n beweging in de verhouding tussen overheid en burgers vind ik belangrijk.’

Opgeschaalde hulp

Als GGD-directeur heeft De Gouw om de drie weken oproepbaarheidsdienst in verband met rampen. incidenteel wordt hij opgepiept, het vaakst in verband met grote branden waarbij mensen moeten worden geëvacueerd. ‘En pas nog toen die bom hier in Leiden werd gevonden. Meestal is er geen opvangteam nodig. Dat roepen we alleen op als we verwachten dat de impact heel groot is. Dat is dus afhankelijk van de omvang en heftigheid van de gebeurtenis. Als er psychosociale hulp ter plaatse nodig is, bellen we medewerkers met de vraag of ze beschikbaar zijn voor een opvangteam.’

Opschaling was bijvoorbeeld nodig na de schietpartij in 2011 in het winkelcentrum in Alphen aan den Rijn, waarbij een jeugdige schutter zes mensen doodschoot en uiteindelijk ook zichzelf. De Gouw racete die zaterdag in een ambulance met zwaailichten naar het gemeentehuis in Alphen aan den Rijn, waar het gemeentelijk beleidsteam vergaderde over de situatie. ‘Hoe dichter je bij het beleidsteam komt, hoe rustiger het wordt’, verteld hij. ‘Dat moet ook. Het eerste advies dat burgemeesters krijgen is om niet direct naar de plek van de ramp te gaan. Het is beter om na een paar sessies van het beleidsteam naar de plaats van het ongeluk te gaan en dan met de mensen te praten op basis van kennis van wat er al is besloten over evacuatie, schadevergoeding, of wat ook. Heel belangrijk is namelijk om geen uitspraken doen die je niet kunt waarmaken.’

Ter plaatse verzorgde een psychosociaal team de opvang, met mensen van Slachtofferhulp Nederland, het maatschappelijk werk, de GGz, en twee GGD-medewerkers. ‘Die opvangteams proberen mensen op te vangen, vooral er te zfjn, en vragen te beantwoorden. Mensen die al bij de psychiatrie in behandeling zijn en die decom-penseren, proberen ze ter plekke te helpen. in de acute fase van ontreddering kun je nog niet nagaan welke mensen last zullen houden van het gebeuren, maar het opvangteam geeft voorlichting over normale en abnormale reacties op dit soort gebeurtenissen. in fase 2 konden mensen zich bij Slachtofferhulp Nederland melden als ze nog klachten hadden, zoals slapeloosheid, of herbelevingen. Slachtofferhulp bepaalde of verwijzing nodig was. inmiddels hebben de huisartsen zich verdiept in de psychosociale hulpverlening na trauma’s. Die weten nu wat ze kunnen doen.’

Integrale nazorg

Het Besluit Publieke Gezondheid bepaalt dat de gemeente zich na een ramp op de hoogte moet stellen van de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan. Dat hebben het NiVEL en de GGD in twee onderzoeken onderzocht. De Gouw nam deel aan een onafhankelijke commissie die de nazorg onderzocht. ‘Aanvankelijk was het beeld dat de gemeente de nazorg goed en betrokken had geregeld. Dat veranderde toen er een interview met een letselschadeadvocaat in de media verscheen die vond dat de gemeente nalatig was geweest. Alle betrokkenen die dat wilden, konden hun verhaal aan ons vertellen. Daaruit hebben we opgemaakt dat voor veel mensen die het voorheen net konden redden, het incident de druppel was die de emmer deed overlopen, financieel en sociaal. Dat waren bijvoorbeeld mensen die hun twee baantjes niet meer konden volhouden en daardoor de huur niet meer konden betalen, of na twee jaar ziektewet uit de boot vielen, toen ze niet meer in beeld waren bij de gemeente. Als mensen materiële nood hebben of bezig zijn met de schuldvraag, staan ze niet open voor psychosociale nazorg. De nazorg moet dus integraal zijn, op zo’n manier dat je aandacht hebt voor wat de betrokkenen zelf als meest wezenlijke probleem ervaren. We hebben verder geadviseerd dat je een bestuurder naar de speciale, schrijnende, gevallen moet laten kijken. Besluiten daarover kun je niet van gewone medewerkers vragen.’

Andere conclusies die de evaluatie van ‘Alphen’ opleverde was dat het voor de nazorg belangrijk is betrokken mensen goed te registeren, anders dan als getuige, en dat de gevolgen van zo’n ingrijpende gebeurtenis jaren later nog van invloed kunnen zijn. ‘Dat is belangrijk voor de overheid om zich te realiseren.’

Impact verkleinen

Het is steeds opnieuw de vraag wat de rol van de gemeente is, zegt De Gouw. Moet die bijvoorbeeld mensen terzijde staan die moeite hebben met het indienen van aanvragen voor schadevergoeding? ‘Bij een schrijnend probleem dat niet door de markt kan worden opgepakt, val je denk ik automatisch terug op de overheid. Je bent er met name voor degenen die niet zelf hun situatie kunnen oplossen.’ Soms is met tijdige steun extra schade eenvoudig te voorkomen. ‘ik heb voor Alphen twee verpleegkundigen van jeugdgezondheidszorg ingeschakeld om mensen die steun nodig hadden om de slachtofferpositie achter zich te laten, als buddy’s te begeleiden. Zoals een scholier die door het incident niet in staat was examen te doen, en daardoor van school af zou moeten. Ze hebben geregeld dat hij op die school kon blijven. Vanuit onze opdracht om de volksgezondheid van de burgers te bewaken en te bevorderen proberen we de impact van een ramp of crisis op de volksgezondheid zo klein mogelijk te maken. Zodat mensen er beter vanaf komen dan als we niets zouden doen.’

www.ggdhm.nl

VERONiQUE HUiJBREGTS (socioloog) is freelance journalist/redacteur (zie www.teksthuijbregts.nl).

Referentie: 
Veronique Huijbregs | 2014
In: Cogiscope = ISSN 1871-1065 | 11 | 2 | juli | 24-26
Onderdeel van de rubriek 'In de spreekkamer' (In de Werkkamer)
Trefwoorden: 
Alphen aan den Rijn, beleid, crisisinterventies, gemeenten, interviews, nazorg, opvang, psychosociale gevolgen, psychosociale problematiek, psychotrauma (nl), rampen, schietpartijen, slachtoffers, veerkracht, volksgezondheid