De bescheiden veteraan : Meidagen veteranen en hun terugblik op de strijd

‘Hoeveel zijn er daar eigenlijk gesneuveld? Is dat eigenlijk na te gaan?’ Toen ik Frans van Breukelen in 2014 interviewde, zat hij nog met die vraag. Hij was toen al ver in de negentig en het bleek iets te zijn wat hem tot aan zijn dood bezighield.

 

 

Frans van Breukelen was in 1940 schutter zware mitrailleur geweest in een kazemat aan de rivier bij Katwijk aan de Maas. In de vroege uren van de 10e mei, de dag van de Duitse inval, zou hij met zijn wapen rij na rij de Duitse aanvallende infanterie neermaaien die met bootjes trachten de Maas over te steken. Dit hielden ze uren vol totdat de getalsmatige overmacht van de Duitsers hen uit de kazemat dwong en krijgsgevangen nam. Van Breukelen was bij de verdediging aan zijn hoofd gewond geraakt en zou later na de oorlog met het Bronzen Kruis voor zijn moed gedecoreerd worden. Toch zou hij niet direct terugdenken aan zijn inzet als en ‘heldendaad’. Bij zijn beschrijvingen van wat er die ochtend allemaal gebeurde schroomde hij niet het woord ‘moordenaar’ voor zijn eigen rol te gebruiken.

 

 

Vanaf 2008 zijn in het kader van de Interview Collectie Nederlandse Veteranen 1200 Nederlandse veteranen geïnterviewd. Hieronder ook tientallen van de oudste groep; de veteranen van mei 1940. Ikzelf was hier ook bij betrokken en al na mijn eerste ontmoeting met één van hen, de heer Jan de Lint, drong het tot me door dat dit een bijzondere groep was, die toen nog op een hoge leeftijd geïnterviewd kon worden. Ik ging me juist steeds meer op deze groep richten wat uiteindelijk in 2015 heeft geleid tot de publicatie van het boek Militaire ooggetuigen, de strijd in mei 1940. Een publicatie volledig gebaseerd op de interviews uit de Interview Collectie Nederlandse Veteranen (ICNV) van het Veteraneninstituut. Op de vraag op welke manier zij als veteraan terugdachten aan de gebeurtenissen in die vijf dagen in mei en hoe ze dat verwerkten, kwamen er echter vaak verrassende antwoorden. Geregeld werd er met een andere manier teruggekeken dan men in eerste instantie zou vermoeden. Net zoals de gedecoreerde veteraan Van Breukelen zichzelf zeker niet als held zag, hadden ook andere veteranen vaak een onvermoede kijk op hun eigen rol.

 

Veteranen, die zijn in Indië geweest

 

Op de standaard afsluitende vraag van de interviews, of de betrokkene zich ook veteraan voelt, antwoorde de heer De Lint bijvoorbeeld met; ‘Nee, ik ben toch niet in Indië geweest’. Dit was in 2010, zeventig jaar na de gebeurtenissen van mei 1940. De heer de Lint had daarbij, dienende als schutter zware mitrailleur bij het vliegveld Ypenburg, verschrikkelijk huisgehouden onder de Duitse luchtlandingstroepen die het vliegveld trachten te veroveren. Het op de voorkant van de publicatie afgedrukte citaat; ‘Ik schoot die Duitsers te barsten’, was een uitspraak van hem bij dit interview. Hij zou later op die 10e mei zelf zwaargewond raken. Dit alles was blijkbaar niet genoeg om zich ‘veteraan te voelen’.

In het naoorlogse tijdperk had de dominantie van de Indië-veteranen op het beeld dat Nederland van zijn veteranen had, ook zijn stempel gedrukt op het zelfperspectief dat andere veteranen hadden. Van de jongere generaties veteranen was dit bekend, maar van deze oudere generatie, kwam dit bij de interviews vaak pijnlijk naar voren. Dat bleek ook bij de veteranen die zowel in Indië als in mei 1940 hadden gediend; vrijwel allen vonden hun inzet in Indië veel belangrijker dan hun rol bij de strijd in mei 1940. Dat gold niet voor de minsten onder hen. Ook de veteraan Meerman bijvoorbeeld, die als marinier bij de maasbruggen in Rotterdam had gevochten, één van de zwaarste strijdtonelen van mei 1940, was die mening toegedaan.

 

‘De’ veteranenervaring

 

Zelf kwamen ze met verklaringen die vooral te maken hadden met de ‘korte duur’ van de strijd vergeleken met de uitzendperiode naar Nederlands-Indië, die vaak meerdere jaren duurde. Anderen gaven aan dat het gedeelte van de strijd in mei 1940 vaak slechts een gedeelte van hun oorlogsbeleving was. Voor velen kwam daarbij het verzet, onderduiken en krijgsgevangenschap nog bij, waarbij opvallend genoeg vrijwel geen één het onderduiken en de krijgsgevangenschap relateerde aan ‘veteraan’ zijn. Dit terwijl zij het onderduiken of de krijgsgevangenschap moesten ondergaan omdat zij toch echt ‘Neerlands wapenrok’ hadden gedragen en het daarmee onmiskenbaar ‘een veteranenervaring’ was.

Ook was soms hun beoordeling van dat wat ze meegemaakt hadden door de ‘Hollywood achtige’ taferelen van de strijd die anderen hadden meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog. In films die in de jaren na de oorlog over de strijd gingen, zien we mannen die heel Europa doortrokken om Nazi-Duitsland te verslaan. Dat dit populaire beeld van wat militairen in de Tweede Wereldoorlog meemaakten, niet echt een afspiegeling was van de werkelijke gevechtservaring van een gemiddelde veteraan, ontging hen veelal. Eén van de geïnterviewde Nederlandse veteranen antwoorde dan ook met een wegwerpachtig gebaar met ‘ik heb maar vijf dagen in de loopgraven gezeten’. Het was hem moeilijk duidelijk te maken dat dit wel degelijk heel wat was en meer dan menig andere veteraan had meegemaakt.

 

Niemand vindt zichzelf een held

 

Bij dit terugkijken en beoordelen van hun eigen rol zien we een aantal duidelijke patronen zich aftekenen. Er is het verdriet over de verschrikkingen van de strijd, maar ook - en dat is bij alle meidagenveteranen terug te vinden - de woede en verontwaardiging over de Duitse inval. Niemand vindt zichzelf een held, terwijl er een aantal bij zit dat hoog gedecoreerd is en een aantal van wie je je kunt afvragen, dat als zij geen held zijn geweest, wie dan wel. Een aantal echter durft gewoon toe te geven dat ze, terwijl velen nu nog boos zijn vanwege de vroegtijdige capitulatie, blij waren dat het voorbij was. Ze hadden het overleefd. Er is een grote groep die ondanks wat ze in die dagen in mei 1940 hebben meegemaakt, dit allemaal bagatelliseren. Dit zijn vooral de geïnterviewde veteranen die na die meidagen langdurig een rol hebben gespeeld in het verzet of naar Indië zijn uitgezonden.

Er is ook een groep die nooit goed begrepen heeft in wat voor groter geheel zij een rol speelden. Vaak een hele kleine bescheiden rol, maar soms ook een hele grote. Deze rol kwam bij de interviews naar voren en het kon dan vaak ook nog eens recht worden gezet. Dat was dan op de valreep, want vaak hadden ze al hun hele leven met die vragen geworsteld. Een goed voorbeeld van zo’n bescheiden rol was de heer Rijsbergen. Hij diende in het Derde Legerkorps, een legerkorps dat achter de Peel-Raamstelling in Brabant stond opgesteld. De heer Rijsbergen werkte voor hij werd opgeroepen met zijn vader in de Biesbosch. Zij werkten in de houtkap en verbleven de hele week in de Biesbosch om in de weekenden naar huis in Lage Zwaluwe terug te keren. Ze hadden geen radio en geen krant. Van Rijsbergen had ook niet meer dan de lagere school als opleiding. Na de capitulatie zou hij terugkeren naar dit eenvoudige bestaan en hij zou dit vak tot zijn pensionering voortzetten.

 

Nooit geweten

 

Bij het interview dacht hij dat hij er misschien niet over mocht praten, maar er was iets met verraad in het spel geweest bij de Duitse inval. Ze hadden immers maanden aan stellingen en loopgraven gewerkt in Brabant en toen de Duitsers eenmaal binnenvielen, moesten ze met het hele legerkorps die stellingen achterlaten en zich over de rivieren terugtrekken. ‘Toen konden de Duitsers zo doorlopen naar Rotterdam’ volgens van Rijsbergen. Uiteindelijk zouden ze capituleren zonder dat zijn eenheid een schot had gelost. Dat moest wel verraad zijn geweest. Dat dit een vooraf ingecalculeerde troepenbeweging was, die paste in het algehele strategische beleid om binnen de vesting Holland stand te houden, wist van Rijsbergen niet. Vooraf moest het natuurlijk niet zo lijken alsof Nederland het zuiden van het land niet langdurig zou verdedigen, dus werden er wel stellingen aangelegd en troepen geplaatst. Dat deze troepenbeweging geheim moest blijven was vanzelfsprekend en daarom ook werden de manschappen hiervan niet op de hoogte gesteld. Later is dit natuurlijk in diverse publicaties en televisiedocumentaires bekend geworden. Alleen van Rijsbergen zat toen weer in de Biesbosch. Het was voor hem nooit duidelijk geworden dat dit een vooropgesteld plan was. Hij was 97 jaar toen het hem eindelijk werd uitgelegd. Zelfs voor een veteraan is het nooit te laat om iets over de oorlog te leren.

Referentie: 
Gielt Algra | 2018
In: Impact magazine: over de psychosociale gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen, ISSN 2543-2591 | [2] | 1 | april | 23-25
https://oorlog.arq.org/impact-magazine-2018-no-1
Trefwoorden: 
capitulatie, mei 1940, persoonlijke ervaringen, schuldgevoelens, Tweede Wereldoorlog (1939-1945), veteranen