De aktie: 'Jongeren werken mee'

Toen ik werd gevraagd namens onze vereniging een bijdrage aan deze dag te geven, heb ik me even afgevraagd of ik daaraan wel voldoende inhoud kon leveren en of dat waarmee wij bezig zijn wel de aandacht verdient. Bij nader inzien was ik toch wel verheugd dat ik die kans nu krijg, omdat ik naar mijn indruk hier een enigszins blijde boodschap kan overbrengen. Misschien werkt daaraan mee, dat ik van nature een optimist ben, wat me destijds ook heeft geholpen mijn levensdrang te bewaren en het kamp door te komen. Ik probeer dat optimisme te houden, hoewel er de laatste tijd nare gebeurtenissen plaatsvinden en er erg ongunstige dingen op ons afkomen. Maar ik meen dat ik nu op deze konferentie met iets verheugends aankom en dat is de aktie die onze vereniging heeft gehouden om jongeren bij onze aktiviteiten te betrekken. Deze aktie heeft een algemene achtergrond. Al een aantal jaren zien we dat jongeren zich intensief interesseren voor het gebeuren in de Tweede Wereldoorlog en de gevolgen daarvan. Vooral bij de tweede generatie is dat te zien. Ik neem dat begrip dan wat ruim, ik reken er niet alleen de kinderen van oorlogsgetroffenen onder die na de oorlog geboren zijn, maar ook hen die in de oorlog kind waren. Die interesse van jongeren blijkt bijvoorbeeld uit het toenemende aantal van hen dat deelneemt aan de herdenking van de Februaristaking, waarvan we vreesden dat de belangstelling ervoor zou gaan teruglopen en zelfs - met ons - zou uitsterven. Maar ook bij herdenkingen en vergaderingen van kamp- en verzetsorganisaties tonen langzamerhand steeds meer jongeren hun belangstelling. We zagen daar aanvankelijk vooral een politieke betekenis in, als tegenhanger van toenemend racisme en neofascisme. Het idee om deze jongeren bij onze organisatie te betrekken kwam pas later. Ook in onze vereniging was er een overgang van meer algemene attentie voor dit verschijnsel naar een meer gerichte aandacht voor het belang ervan voor onze eigen organisatie. Wij konstateerden dat een toenemend aantal jongeren aan

onze Buchenwaldherdenking rond de 11e april ging meedoen. Het jaar 1985 zou ik hierbij als het jaar van de doorbraak willen noemen. Het was een jaar van een opeenstapeling van herdenkingen met veel aandacht in de media. Voor ons was dat in zekere zin een beproeving/ maar toch was die aandacht van zeer groot nut. Met onze Buchenwaldreis in dat jaar ging voor het eerst een aantal jongeren mee. Voor sommigen van hen betekende dat een grotere betrokkenheid op onze oorlogservaringen en de gevolgen daarvan. Eén van hen schreef naar aanleiding van deze reis een stukje in ons blad onder de titel 'Bielsen'. Deze titel sloeg op de bielsen in het kamp die nog waren overgebleven van de spoorlijn die de gevangenen indertijd hebben aangelegd, maar die inmiddels is afgebroken.

In datzelfde jaar moest ik een operatie ondergaan, waardoor ' Bu-chenwaldkontakt' een kwartaal niet verscheen. Dat gaf te denken. Ook onze vroegere voorzitter, Wim Langerak, had in de laatste bestuursvergadering die hij nog meemaakte, gepleit voor een versterking van het bestuur met jongeren uit de tweede generatie. De meerderheid van het bestuur was daar toen nog op tegen, hoewel men de ondersteuning van het bestuurswerk wel wenselijk vond.

Dat thema van meewerken van jongeren kwam ook aan de orde op de ICODO-konferentie in september '85 in de Ernst Sillem Hoeve. Dat leidde tot een enquête bij de organisaties van oorlogsgetroffenen en onze vereniging heeft daar toen positief op gereageerd. Onze sekretaris Jan de Jong schreef daarop een artikel in het Buchenwaldkontakt onder de titel 'Jongeren werken mee'. Aanvankelijk leverde dat niet zoveel respons op, maar op onze jaarvergadering op 12 april '86 werd dit punt opnieuw aan de orde gesteld. Eén van de jongeren deed toen een dringende oproep aan de andere aanwezige jongeren om toch vooral te gaan meewerken, en aan de ouderen om de jongeren daartoe een kans te geven en hen daarbij te helpen omdat we elkaar goed moesten leren begrijpen. Na deze indringende oproep gaven twaalf jongeren zich spontaan op om mee te gaan werken.

Wij als bestuur moesten eerst even aan het idee wennen. Hoe moesten we zoiets aanpakken? We stelden hét uit tot na de zomer. Toen hebben we de vraag verder doorgesproken, in een later stadium met medewerkers van het ICODO. Op die manier kregen we een duidelijker idee waar we eigenlijk naar toe wilden en hoe we dat moesten proberen te bereiken. In november '86 belegden wij een informatieve bijeenkomst van ons dagelijks bestuur met de twaalf jongeren die zich opgegeven hadden en twee medewerkers van het ICODO. De meeste jongeren waren kinderen van Oud-Buchenwal-ders. Om elkaar beter te leren kennen hebben we eerst een ken-nismakingsronde gehouden, waarbij ieder iets over zijn achtergrond vertelde. Dat maakte de betrokkenheid van alle aanwezigen heel duidelijk. Daarna hebben we schematisch de onderwerpen behandeld, die in het artikel in het Buchen-waldkontakt waren genoemd, namelijk 1. de hulp aan het bestuur, 2. de hulp bij het verzorgen van de sociale kontakten en 3. het vrijwilligerswerk op landelijk niveau en op de langere termijn.

Wat de hulp bij het bestuurswerk betreft, hebben wij ons afgevraagd op welke wijze jongeren daarbij praktisch ingeschakeld kunnen worden. Wij zijn ons er daarbij van bewust geworden dat het als bestuursleden heel moeilijk is iets van ons werk aan anderen over te laten. Delegeren is iets dat ook wij moeten leren.

Alle jongeren waren bereid aan de hulp bij de sociale kontakten een bijdrage te leveren. Wij konsta-teerden dat we dat punt eerst nader moesten gaan uitwerken.

Het derde punt had ook veel belangstelling, omdat het onder andere het voortbestaan van de herdenkingen in de verre toekomst betrof, maar we vonden dat we eerst ten aanzien van de beide andere punten konkreet verder moesten komen.

Konkrete afspraken werden op deze bijeenkomst nog niet gemaakt, omdat die als informatief bedoeld was. Toch was de bijeenkomst zeer nuttig, terwijl de betrokkenheid en de bereidwilligheid van de jongeren zeer bemoedigend waren. Op de vervolgbi jeenkomst op 14 februari '87 kwamen wij al een stuk verder. Eén van de jongeren was inmiddels al ingeschakeld bij de organisatie van de Buchenwald-reis van september '87 en nam deze nu geheel op zich. Op de vergadering werd besloten dat hij en nog een ander de redaktie van het Buchenwaldkontakt zouden komen versterken. Daarvan pluk ik nu reeds de vruchten. Over de sociale kontakten werd uitvoerig ge-diskussieerd. Terecht werd opgemerkt dat je in een kontakt met mensen die je niet kent op problemen kunt stuiten waarmee je geen raad weet. Er zal voorzichtig te werk moeten worden gegaan. Wij zijn bij onze sociale kontakten geen therapeuten, maar vrijwilligers die met name luisterend met de mensen bezig zijn. Het is daarom belangrijk dat de nieuwe jongere vrijwilligers gemakkelijk met elkaar kontakt kunnen opnemen om zonodig steun bij elkaar te vinden. Er werd besloten om op korte termijn een bijeenkomst in Den Haag te organiseren waarvoor de Oud-Buchenwalders uit de regio Den Haag zouden worden uitgenodigd/ mèt drie nieuwe jongere vrijwilligers. Een van de bestuursleden zou deze drie aan de oudere leden voorstellen. Een dergelijke bijeenkomst leek ons één van de mogelijkheden om de sociale kontakten onderling en met de nieuwe vrijwilligers te bevorderen. Voor een andere weg -individueel bezoek van Oud-Buchenwalders door een nieuwe vrijwilliger - werd in een andere regio van het land, namelijk in Zuid-Limburg, gekozen.

Afgelopen zaterdag was de bijeenkomst in Den Haag. Die was enigszins teleurstellend wat de opkomst betreft, al hadden we in verband met de hoge leeftijd van de mensen ook niet op een groot aantal mogen rekenen. Van de vijfenveertig aangeschreven leden waren er zes aanwezig. Desondanks had de bijeenkomst in zekere zin veel betekenis. Er was een uitstekend onderling kontakt en er was vertrouwen in onze nieuwe aanpak met jongere vrijwilligers. Sommigen hadden andere leden opgebeld en aangespoord ook te komen, maar velen moesten zich door ziekte excuseren. Er werd in ieder geval een opening gemaakt voor kontakten door de nieuwe vrijwilligers en het nieuwe initiatief van de bijeenkomst werd erg gewaardeerd. Het bleek heel goed mogelijk de afstand tussen jong en oud, die vaak zo erg groot wordt geacht, te overbruggen. Ik heb eigenlijk altijd al bestreden dat die afstand zo groot is en ik heb er. steeds naar gestreefd die kontakten te onderhouden .

Onze nieuwe vrijwilliger die in Limburg aan de gang is gegaan, heeft voor de individuele benadering gekozen en inmiddels al verschillende kontakten gezocht en gelegd met Oud-Buchenwalders. Dat werd zeer op prijs gesteld. In één geval was er sprake van een zeer emotionele ontmoeting, omdat de betreffende Oud-Buchenwalder met niemand in zijn omgeving over het verleden kon praten. Dat lukte wel met de nieuwe vrijwilliger die zich op een zeer subtiele wijze opstelde en het vertrouwen wist te winnen. Dat laatste is dus ook door jongere vrijwilligers met een bepaalde achtergrond van betrokkenheid mogelijk.

Door de gehele groep jongeren is tenslotte een kleine kommissie gevormd die enkele punten nader onderzoekt en aan de grotere groep en aan het bestuur nadere voorstellen zal doen. Op haar vergaderingen kwamen ook enkele jongeren met tweede generatie-problemen naar voren. Hoewel het niet op het programma stond daaraan aandacht te besteden, was er toch voldoende ruimte om steun bij elkaar te zoeken. Dat betekende veel voor sommigen, bij wie de toenemende betrokkenheid door de bijeenkomsten en de kontakten ook nieuwe emoties had opgeroepen. Een enkeling zei bijzonder blij te zijn in de groep mee te werken, omdat zij nu een groep getroffen had waarmee gesproken kon worden over dingen waarmee je bij anderen niet kunt aankomen.

Daarom denk ik dat onze aktie 'Jongeren werken mee' naar beide kanten bijzonder goed werkt. En daarom ben ik verheugd dat ik daarvan hier een kort verslag heb kunnen geven, een plezierige boodschap.

* * *

Diskussie

De heer Van Gooi licht nog toe dat enkele jongeren van de groep die hij in zijn inleiding heeft beschreven, op de bijeenkomst aanwezig zijn. Eén daarvan assisteert nu onder andere bij de samenstelling van het Buchènwald-kontakt, een ander - uit het bestuur van de Vriendenkring Sachsenhausen - werkt adviserend aan de groep mee. De heer Van Gooi vindt een samenwerking van de jongeren van de verschillende kamporganisaties en andere groeperingen belangrijk, omdat dat tot een gezamenlijke beweging kan leiden om in de toekomst de herdenkingen voort te zetten en aktiviteiten te blijven ondernemen tegen racisme en neo-fascisme. Dit gezamelijke overleg van jongeren moet nog vorm krijgen .

Eén van de vertegenwoordigers van Joods Maatschappelijk Werk (JMW) heeft bij haar werk voor Joodse kliënten de ervaring dat de tweede generatie-problematiek vaak zo ernstig is, dat er in het geheel geen sprake kan zijn van een dialoog tussen ouders en kinderen. De laatsten wenden zich af    en hebben    weerstand tegen kontakten met hun ouders over

de periode    '40    - '45. Het komt daarentegen ook voor dat zij    - zelfs

met hun partner en kinderen - zich zo volslagen gericht hebben op hun ouders dat zij aan een eigen leven niet meer toekomen. Dat is de achtergrond waardoor JMW de grootste moeite heeft om jongere vrijwilli-ligers bij    het werk te    betrekken. Deze vertegenwoordigster    van JMW

is daarom    zo    benieuwd    hoe de tweede generatie-problemen    aan bod komen in de jongerengroep van de Vereniging van Oud-Buchenwal-ders.

De heer Van Gooi antwoordt dat dat 'tussendoor' gebeurt. De jongeren vormen primair een werkgroep en geen praatgroep. Maar omdat zij dezelfde achtergrond hebben, verstaan zij elkaar gemakkelijk en kunnen zij elkaar de nodige steun bieden. Als tweede generatie-problemen zo intensief zijn als de vertegenwoordigster van JMW beschrijft, dan zal daar geëigende hulp voor gezocht moeten worden. De jongerengroep wil zich primair op de ondersteuning van het vrijwilligerswerk richten.

Eén van hen stelt zich voor als één van de deelnemers aan deze groep. Zij zegt dat "de deelname wel veel emoties bij je los maakt. Aan de andere kant helpt het meedoen je ook, want er zijn kinderen van oorlogsgetroffenen die nooit met hun ouders hebben kunnen praten en die nu meer over hen - en over zichzelf - te weten komen." De gerichtheid op de ondersteuning van de Vereniging van Oud-Buchenwalders is voor haar echter hoofdzaak.

Een jongere uit het bestuur van de Vriendenkring Sachsenhausen wijst erop dat er een groot verschil is tussen de relatie van jongeren met hun eigen ouders en van jongeren met oudere oorlogsgetroffenen in het algemeen. Als het gesprek met de eersten moeizaam verloopt, betekent dat niet dat het gesprek met de oudere oorlogsgetroffenen in het algeméen niet goed kan gaan. "In een kring van jongeren merk je vaak dat ook andere jongeren met hun eigen ouders dezelfde problemen hebben. Alleen al het gesprek daarover, met anderen kan je helpen. En dat geeft je steun bij het vrijwilligerswerk: hulp aan het bestuur, het organiseren van de jaarlijkse reis naar het koncentratiekamp, de sociale kontakten als ziekenbezoek enz. Bij de Vriendenkring Sachsenhausen zitten de jongeren reeds in het bestuur. De ouderen staan er zo niet meer alleen voor en weten zich door ons, jongeren, gesteund. -De samenwerking is op deze wijze al ver gevorderd en overbrugt de kloof tussen oud en jong. "

Een vertegenwoordiger van het Verbond Belangenbehartiging Vervol-gingsslachtoffers (VBV) komt terug op de moeizame werving door JMW van jongere vrijwilligers en verklaart deze doordat JMW een gespreide kliëntengroep heeft die geen binding met elkaar heeft. Besloten groeperingen als de kamporganisaties hebben een eigen achterban waaruit gemakkelijker een tweede generatiegroep naar voren kan komen. JMW zou daarom ook kontakten met de bestaande verenigingen moeten ontwikkelen, zowel met Joodse als met niet-Joodse groeperingen, vindt hij.

Een bestuurslid van het Auschwitzcomité zegt dat het bestuur al lang het plan heeft om jongeren bij het werk te betrekken, maar dat daartegen ook steeds een weerstand bestond. Men wilde de eigen kinderen, die al zoveel oorlogsleed van hun ouders hebben doorgekregen, niet opnieuw belasten door hen te vragen bij de taken van hun ouders hulp te bieden. Aan de reis die onlangs naar de kampen in Polen heeft plaatsgevonden hebben wel veel jongeren meegedaan, maar toch ziet het bestuur er tegenop hen te vragen te komen helpen, omdat ze soms zelf al zo belast zijn. Nog heel recent was er een suïcidegeval van een Joodse vrouw van 38 jaar waarbij deze belasting vanuit het verleden zonder twijfel een grote rol speelde. "Met de inschakeling van de tweede generatie moeten we wel heel voorzichtig zijn. Het is bovendien niet alleen maar een beetje assisteren, , het kan bijvoorbeeld ook het voortzetten van de

jaarlijkse grote herdenking zijn waaraan meer dan duizend mensen deelnemen. Ik betwijfel of deze jongeren Joodse oorlogsslachtoffers zouden kunnen gaan bezoeken, ik denk dat dat heel moeilijk zou zijn, ik heb er mijn twijfels over."

Eén van de Joodse vrijwilligers maakt in haar omgeving mee dat jongeren wel degelijk kunnen worden ingeschakeld en dat jongeren dat ook best aankunnen. De manier waaróp zij erbij worden betrokken is daarbij van groot belang: de wijze waarop de ouderen hen benaderen en proberen om bij de interesse van de jongeren aan te sluiten. Het ligt in Joodse kring wel anders dan bij de Vereniging van Oud-Buchenwalders, maar het moet daar even goed mogelijk zijn jongeren in te schakelen.

Eén van de oudere deelnemers, die jarenlang als jurist bezig is geweest om problemen rond uitkeringen te helpen oplossen, meent dat men zich goed moet realiseren dat de vervolging een ziekte is die aan de kinderen als het ware soms is doorgegeven. Vandaar dat men zeer selektief zal moeten zijn bij het betrekken van hen bij

de aktiviteiten voor een generatie, waarmee zij binnen het gezin al niet klaar komen. De solidariteit met de oudere generatie vraagt deze inzet wel, maar men moet voorzichtig zijn met deze inschakeling die    voor    jongeren nadelig    kan    zijn en    voor ouderen

risiko's kan inhouden. Eén en ander zal in ieder geval goed begeleid moeten worden.

Eén van de kinderen uit de Japanse bezettingstijd reageert daarop met te zeggen dat zij heus wel in staat zijn om deze begeleiding van de ouderen zelf mee te bepalen. Het is niet alleen aan de ouderen om uit te    maken    wat de jongeren    wel    of niet    moeten doen.

Daarbij beseffen    de jongeren zeker wel/    dat    zij ook    met hun eigen

problemen moeten    klaar    komen. Maar zij    horen niet    graag dat de

ouderen hen afschermen, weliswaar met de best mogelijke intentie ten opzichte van hun kinderen, maar toch zo dat deze geen eigen inbreng meer hebben.

De heer Van Gooi licht    nader toe    dat bij de aktie    in zijn    vereniging de jongeren noch    intensief    worden begeleid    ("wij zijn geen

therapeuten") noch dat op hen enige aandrang of pressie wordt uitgeoefend om te komen helpen. De jongeren zijn daartoe zelf gemotiveerd en de eerste    indruk is    dat hun bijeenkomsten en    aktiviteiten voor hen zelf een goede    'therapeutische'    werking    hebben.

Het gaat er op de eerste plaats om dat als zij Oud-Buchenwalders bezoeken zij een open oor hebben en weten te luisteren. Zij willen voor menselijke aandacht zorgen in die gevallen dat ouderen erg op zich zelf zijn teruggevallen en vergeten dreigen te raken. Als daarbij emoties los komen dan is dat iets heel natuurlijks en dat kan heel goed zijn. "Ik heb dat zelf ook mijn tranen komen ook heel gauw maar daar schaam ik me niet voor ik geloof dat dat goed is en dat we allemaal moeten leren af en toe onze emoties kwijt te kunnen."

Eén van de Joodse vrijwilligers - die als enige van zijn hele familie uit de oorlog is overgebleven - werkt na een jarenlange 'zoektocht naar zichzelf' en na vele gesprekken in zijn gezin met veel voldoening in de Joodse vrijwilligersgroep Limburg. Deze vrijwilligers hebben zeer veel leed van hun ouders en van zichzelf moeten verwerken, maar daardoor weten ze - in tegenstelling tot wat enkele ouderen naar voren brengen - wel degelijk hoe en waarover ze met de ouder kunnen praten.

De vertegenwoordiger van de Indische Pensioen Bond (IPB) wijst erop dat ook in Indische kringen veel ouderen met de problemen van de oorlog, de Bersiap en de gedwongen aanpassing in Nederland te maken hebben. De IPB tracht door vrijwilligerswerk geïsoleerde oudere Indische mensen op te zoeken en ondersteuning te bieden. De hulp van Indische jongeren is daarbij van grote betekenis, terwijl voor hen van waarde kan zijn dat zij zich beter van hun eigen achtergrond bewust worden.

Eén van de vertegenwoordigers van het Werkkollektief Kongsi's ziet haar generatie als de groep die tussen de ouderen en de jongeren zit. Zij hebben er veel moeite mee gehad dat hun ouders nooit iets wilden vertellen, waardoor zij hun eigen verleden zelf moesten trachten in te vullen, vaak met pijn en moeite. Daarom is zij verheugd dat in de Vereniging van Oud-Buchenwalders een aktieve jongerengroep is ontstaan. "Het buiten sluiten van jongeren, ook al gebeurt dat uit zorg, is op den duur pijnlijker en leidt tot meer problemen dan wanneer zij erbij betrokken worden en men tegenover elkaar open blijft." Daarnaast had zij bij de verhalen die zij in de diskussie hoorde, het gevoel dat er - vooral bij de Joodse mensen - heel sterke wortels in het verleden zijn. Voor de groep die uit het vroegere Nederlands-Indië komt is het zo dat hun wortels daar liggen, wat de verwerking en de bewustwording hiér veel moei-lijker maakt. Bovendien zijn er de verschillen tussen 'Indisch voelen' en 'Indisch zijn' en tussen 'blank' en 'gekleurd zijn' met alle nuances daartussen. Daarom is naar haar mening vooral het gesprek tussen ouderen en jongeren in de Indische groepen nog lang niet geëindigd.

Een vertegenwoordiger van de Werkgroep Barneveld sluit daarbij aan; ook hij heeft het oorlogsverhaal van zijn ouders via andere ouderen vernomen. Bij andere, jongere vrijwilligers is dat ook het geval en dat kan voor de jongeren een heel eigen waarde van het vrijwilligerswerk betekenen. Goede informatie en begeleiding kunnen dat vrijwilligerswerk nog verstevigen omdat sommige signalen van oudere oorlogsgetroffenen niet meteen herkend worden. Datzelfde geldt voor wat jongeren in de kontakten met de ouderen over hun eigen opvoedingssituatie pas geleidelijk aan herkennen als iets dat de oorlog als achtergrond heeft. Professionele hulpverleners onderschatten de betekenis daarvan nogal eens.

1

0. van Gooi is voorzitter van de Vereniging van Oud-Buchenwalders.

Referentie: 
O. van Gool | 1987
In: Icodo Info , ISSN 0168-9932 | 4 | 3 | september | 15-23