Daders en slachtoffers van Democratisch Kampuchea: ’They slowly made us crazy’

Drie jaar, acht maanden en twintig dagen beslaat de periode dat de terreur van de Rode Khmer door Cambodja woedde (zie kadertekst). Nu het Rode Khmer Tribunaal1 voorbereidingen treft voor de berechting van de leiders van het regime van Democratisch Kampuchea, is het interessant te kijken naar de manier waarop de Cambodjaanse samenleving omgaat met de concepten daders en slachtoffers. een vijftal kopstukken staan terecht omdat zij verantwoordelijk worden gehouden voor de verschrikkingen van 1975-1979. Maar hoe zit dat met de ontelbare soldaten die het bewind mogelijk maakten? De mannen en vrouwen, kinderen nog vaak, die de werkkampen bewaakten, die mensen naar de ‘Killing Fields’ brachten, die de honderden gevangenissen bewaakten?

 

Een lege bladzijde

Huy (2003) en Ea & Sim (2001) onderzochten de redenen van voormalige soldaten, voornamelijk jongeren en kinderen, om zich bij het Rode Khmer leger aan te melden. Tussen 1970 en 1975 werden de gevechten tussen de zittende Lon Nol-regering en de Rode Khmer steeds zwaarder en frequenter. De belangrijkste motivatie voor mensen om mee te vechten was het verlangen naar een einde aan de oorlog. Kuong Sankt, voormalig Rode Khmer soldaat vertelt waarom hij op zijn veertiende deelnam aan het leger: ‘In late 1971 aircraft bombed my house and killed my mother. In early 1972 subdistrict cadres came

to recruit for the army. Because of my pain over the bombing, I volunteered to join’ (San in Huy, 2003:11).

Nog een belangrijke reden om deel te nemen aan het Rode Khmer leger is trouw aan de koning. De Rode Khmer maakten een slimme zet toen zij besloten samen te werken met koning Norodom Sihanouk, die in ballingschap zat. Op 23 maart 1970 riep koning Sihanouk de Cambodjaanse bevolking op om zich aan te sluiten bij de Rode Khmer en de wapens tegen de Republiek van Lon Nol op te nemen. Na deze oproep nam het Rode Khmer leger enorm in aantal toe.

Ten slotte speelde propaganda een belangrijke rol. Arme boeren werd herhaaldelijk verteld dat hun uitzichtloze situatie een gevolg was van de onderdrukking door de kapitalistische klasse. Toen de Rode Khmer naar het platteland trokken om mensen te rekruteren, vertelden zij de dorpsbewoners dat hun kinderen als Rode Khmer soldaat voldoende kleding en voedsel zouden krijgen. De arme boeren, die vaak nauwelijks in staat waren om het gezin te voeden, stuurden hun kinderen mee met het leger in de hoop op een betere toekomst.

Toen vrijwillige aanmeldingen stagneerden, werd ook dwang een middel om nieuwe soldaten te rekruteren. Rode Khmer soldaten maakten lijsten met namen van jonge kinderen die deel moesten nemen aan het leger. Dienstweigering leidde tot vervolging, marteling en executies.

The Khmer Rouge may have known that child-ren were pure, honest and blank. We were easily indoctrinated and turned into the kind of people the Khmer Rouge wanted us to be. In that time, the Khmer Rouge taught us to hate our parents and not call them Puk Me (father and mother),

In 1975 kwamen de Rode Khmer na een gewelddadige strijd aan de macht, met een militaire staatsgreep bezetten ze Phnom Penh en riepen de staat Democratisch Kampuchea af. De top van de Rode Khmer bestond uit een tiental intellectuelen onder leiding van Pol Pot. Ze noemden zich Angkar, Khmer voor ‘de organisatie’. De ideologie van de Rode Khmer was sterk communistisch en revolutionair. Ze wilden van Kampuchea een zelfvoorzienende staat maken die niet langer afhankelijk hoefde te zijn van het kapitalistische Westen. Om deze utopie waar te maken, namen de Rode Khmer drastische maatregelen. Tijdens de eerste grote conferentie van Rode Khmer leiders werd de volgende agenda opgesteld:

1.    Evacuate people from all towns.

2.    Abolish all markets.

3.    Abolish Lon Nol regime currency and with-hold the revolutionary currency that had been printed.

4. Defrock all Buddhist monks and put them to work growing rice.

5. Execute all leaders of the Lon Nol regime beginning with the top leaders.

6. Establish high-level cooperatives throughout the country, with communal eating.

7. Expel the entire Vietnamese minority population.

8. Dispatch troops to the borders, particularly the Vietnamese border.

(Kiernan 2002: 55)

Deze maatregelen hebben geleid tot wat wij nu kennen als het uiterst gewelddadige Rode Khmerregime. Pas in 1979 werd er door het Vietnamese leger een einde gemaakt aan de gruwelijkheden met de inname van Phnom Penh. Naar schatting zijn tussen 1975 en 1979 1,7 tot 2,1 miljoen mensen omgekomen. Dit komt neer op ruim 20 % van de bevolking.

because our parents did not deserve to be Puk Me, only Ankar deserved to be Puk Me. We believed what they said, and step by step they slowly made us crazy. (Former Khmer Rouge comrade Khe in Ea & Sim, 2001:20)

Volgens een maoïstisch gezegde zijn kinderen als lege bladzijden waarop een revolutie geschreven kan worden. Voor de Rode Khmer was het makkelijk om van de kinderen te profiteren. Zij verboden familiebanden en trainden kinderen om loyaal te zijn aan Angkar, de Rode Khmer organisatie. De veelal ongeletterde kinderen, die alleen communistische scholing kregen, waren niet in de positie om te bevragen wat hen werd geleerd. Dat kon zelfs zo ver gaan dat kinderen hun eigen ouders zouden identificeren als vijanden van de revolutie. Etcheson legt de link tussen kinderen en de revolutie als volgt:

With marginally integrated cognitive belief systems and immature development of normative values, the young are ideal instruments of revolution. Mature persons, more set in their ways and more resistant to the internalization of the new revolutionary values, are more problematic. The commu-nists took advantage of this natural fact from the beginning of the early revolutionary period by re-cruitment. (Etcheson, 1984:160)

Khmer killing Khmer

Tijdens mijn veldwerk voor de studie culturele antropologie deed ik onderzoek naar de culturele perceptie van de Cambodjaanse genocide. Dat deed ik door overlevingsverhalen op te schrijven en zo een beeld te krijgen van het collectief geheugen. In de ruim veertig interviews die ik hield, werd vrijwel niet gesproken over de daders van het regime. Overlevenden hebben het over Angkar, de organisatie. Mensen zeggen ‘Pol Pot vermoordde mijn familie’ of ‘Pol Pot heeft mijn huis afgebrand’. Zowel Pol Pot als de leden van Angkar waren echter niet de personen waar deze overlevenden dag in dag uit mee te maken hadden. Zij waren niet degenen die de werkkampen bewaakten, die het karige voedsel uitdeelden, die hen bespioneerden en zij waren niet de personen die de executies uitvoerden.

In mijn scriptie The Evil Within1 wijd ik het verzwijgen van het menselijk gezicht achter de verschrikkingen aan de nabijheid tussen slachtoffers en daders in de Cambodjaanse genocide. Na een periode van extreem geweld tracht een samenleving het vertrouwen te hervinden en zich weer veilig te gaan voelen. Om moraliteit en sociale veiligheid te hervinden heeft men een vijandbeeld of zondebok nodig waar alle ellende aan toe kan worden geschreven. Alle immoraliteit en kwaad wordt op die manier geïsoleerd en verwijderd. Wanneer een oorlog tussen twee landen heeft plaats gevonden is dit relatief gemakkelijk. Na de oorlog trekt die ‘ander’ zich weer terug naar het eigen land. De bron van het kwaad is daarmee fysiek uit de samenleving verdwenen. Mentaal wordt de immoraliteit verwijderd uit de eigen samenleving door al het slechte toe te schrijven aan de vijand. Een onderscheidend kenmerk van die ‘ander’ is een goede kapstok om het kwaad aan op te hangen.

In Cambodja waren de daders van het regime etnische Khmer. De vijand kwam voort uit de eigen samenleving: soms waren het zelfs dorpsgenoten, buren, vrienden of familieleden. Khmer killing Khmer, zoals men in Cambodja zegt. De afwezigheid van deze daders in de overlevingsverhalen laat zien dat de Cambodjaanse samenleving er niet in is geslaagd het kwaad uit het verleden te isoleren. Hoe het heeft kunnen gebeuren dat mensen zoals zijzelf deze gruwelijkheden ten uitvoer brachten op onschuldige landgenoten, gaat elk verstand te boven.

Marionetten van Angkar

Zoals ik hierboven heb laten zien, was het enorme leger soldaten een belangrijk instrument van het Rode Khmer regime. Jonge kinderen, weggehaald bij hun familie, getraind en gehersenspoeld om te gehoorzamen aan de revolutie en de vijand te vermorzelen. Juist deze jonge mensen, die de waanzinnige ideeën van Pol Pot en zijn consorten tot waarheid maakten, leven ook vandaag de dag nog tussen de andere overlevenden. In het collectieve geheugen van de Cambodjaanse samenleving bestaan deze daders niet. Er wordt slechts gesproken over ‘Angkar’ en over Pol Pot. De ware gezichten achter de verschrikkingen die men heeft mee gemaakt worden weggestopt.

Het Internationale Cambodja-Tribunaal berecht slechts de kopstukken van Angkar. Het is praktisch onmogelijk en wellicht moreel ook niet juist om alle Rode Khmer soldaten, de marionetten van Angkar, op te sporen en te berechten. Rechtspraak leidt in beginsel tot een duidelijke scheiding tussen goed en kwaad. Het produceert een slachtoffer en een dader: er wordt officieel vastgesteld wat er gebeurd is en wie daar schuldig aan is. De daders waar de overlevenden dag in dag uit mee te maken hadden, de soldaten die hen bespioneerden, uithongerden, aan het werk zetten, die onschuldige mensen ombrachten, deze daders blijven ongestraft, omdat juridisch gezien de dadergroep van Rode Khmer soldaten niet bestaat.

De lijn tussen slachtoffer en dader is altijd ambigue. Het is geen dichotoom onderscheid dat getrokken kan worden naar aanleiding van een aantal kenmerken. Een onderscheid tussen slachtoffer en dader is een moreel vraagstuk dat zich meer laat zien als een grijze zone dan als een strakke lijn. In de Cambodjaanse samenleving is die zone erg breed geworden. Pol Pot en Angkar zijn daders van het regime, mensen die de gruwelijkheden hebben overleefd zijn slachtoffers. Daartussen bevindt zich een reusachtig schemergebied waarover niet gesproken wordt.

De soldaten van de Rode Khmer bevinden zich in een soort vacuüm. In de collectieve herinneringen aan de genocide zijn zij verdwenen. Dit laat zien dat de Cambodjaanse samenleving ook vandaag de dag nog worstelt met de verwerking van het verleden. Overlevenden kunnen het leed dat hen overkwam niet duiden, mensen kunnen zich nog steeds niet veilig voelen. Er is geen duidelijk vijandsbeeld, geen onderscheidend kenmerk dat de daders onderscheidt van henzelf. Wie zegt dat het niet elk moment weer kan gebeuren?

Literatuur

Ea, Meng-Try & Sim, Sorya, Victims and Perpetrators? Testimony of Young Khmer Rouge Comrades. Phnom Penh: Documentation Center of Cambodia, 2001.

Etcheson, Craig, The Rise and Demise of Democratic Kampuchea. London: Pinter Publishers, 1984.

Huy, Vannak, The Khmer Rouge Division 703. From Victory to Self-destruction. Phnom Penh: Documentation Center of Cambodia, 2003.

Kiernan, Ben, The Pol Pot Regime. Race, Power, and

Genocide in Cambodia under the Khmer Rouge, 1975 -1979. New Haven: Yale University Press, 2002.

AAFKE SANDERS is cultureel antropoloog.

 

1

   The Evil Within. Genocide, memory and mythmaking in Cambodia. Unpublished MA thesis, November 2006. Aafke Sanders won hiervoor in 2007 de Nationale Scriptieprijs.

Referentie: 
Aafke Sanders | 2009