Bevrijding

Op 27 januari jl. was ik aanwezig op de herdenking van de bevrijding van Auschwitz. Op de plek zelf, 50 km van Krakow in het Poolse land.

We reden met de auto van het vliegveld naar het voormalige KZ Auschwitz I over verlaten en zwaarbewaakte wegen. Toen ik er in augustus 1943 aankwam waren niet de wegen, maar werd ons kleine groepje, overlevenden van toen uit Mauthausen, zwaar bewaakt.

Voordat we op die 27 januari van dit jaar, een venijnig koude dag, Auschwitz bereikten, passeerden we een elektriciteitscentrale die verder weg, midden in het land gelegen was. De geweldige schoorstenen braakten grote, donkere rookwolken uit. De huiver liep me over de rug. Voorbereid om aanwezig te zijn bij de plechtigheid in een concentratiekamp dat in zijn geheel een monument was geworden, was ik er echter niet op bedacht om met rokende schoorstenen te worden geconfronteerd. Aan het einde van die lange dag was deze schok voor mij het meest aangrijpende moment. Een symbool van vernietiging en het dieptepunt van mensenwerk.

Eigenlijk moesten alle wegen die naar Auschwitz leiden, verplicht voorzien worden van rokende schoorstenen. Nu waren ze bezaaid met een ongelofelijke hoeveelheid reclameborden, die het karakter van de wegen overspoelden. - Arbeit macht frei -

In Birkenau, bij het grote monument, hoorde ik Elie Wiesel zeggen: ‘Close your eyes and you will see’ en toen wist ik opeens wat de bevrijding voor mij betekent, namelijk een verlengstuk van de oorlog.

Toen de concentratiekampen bevrijd werden, werden de nog net levenden schoksgewijs overlevenden en mochten leven; nee, voor velen betekende dat moesten leven. Want voor hen was de bevrijding en het overleven het gedwongen leven met wat ze hadden ondergaan. Ze moesten leren leven met de vernietiging van dierbaren; de aanraking met het beest in de mens was een deel van hen zelf geworden. Zij konden het niet verwerken, omdat ze tot diep in hun ziel verweven waren met de gruweldaden waarvan ze deel hadden uitgemaakt. Ze waren weliswaar vrij om te gaan en te staan waar ze wilden, maar toch vastgeketend aan wat ze hadden ondergaan. Met die ballast zou voor hen de oorlog

nooit afgelopen zijn. Slechts weinigen zoals ik konden zich aan die greep ontworstelen.

Op 18-jarige leeftijd ter dood veroordeeld; tuchthuis; Mauthausen; Auschwitz en Dachau overleefd. Ik was jong, had voor de oorlog wel familie maar geen gezin. Mijn leven werd wel bepaald door de ervaringen van de oorlog, maar ik had liefde om me heen; ik kreeg zelf vrouw en kinderen en moest keihard werken om de kost te verdienen. Op de puinhopen van een verwoeste jeugd kwam een nieuw leven tot stand.

Als ik na al die jaren de balans opmaak, en ik spreek nu zeker geheel voor mijzelf, dan valt die positief uit. Een proces met hoogteen dieptepunten.

Ik wilde me ontworstelen aan die onmenselijke druk van geïsoleerde opsluiting; van eenzaamheid, verlatenheid in de massa; van vernedering en verdierlijking.

Ik bleef kwetsbaar maar werd steeds sterker.

Ik wilde niet langer geleefd worden maar ik wilde leven. Mijn vrouw noemde onze eerstgeboren zoon niet voor niets Victor.

We hadden toch overwonnen.

Ik wilde niet meer mijn hoofd buigen om niet op te vallen, om geen levensgevaarlijke aandacht van een bewaker op me te vestigen. Ik wilde het hoofd rechtop houden.

Ik wilde niet meer één in een massa zijn, maar probeerde één met de gemeenschap te worden.

Dat overleven moest toch een zin hebben, ik moest toch nog iets volbrengen, ergens voor bestemd zijn.

Ik wilde proberen aan die gemeenschap iets bij te dragen zodat er nooit meer een massale vernietiging en vernedering zouden ontstaan.

Ik ben op 30 april 1945 niet bevrijd, maar ik heb in de loop van de jaren met de oorlog afgerekend.

‘Close your eyes and you will see’. Ik kan ze oproepen die beelden van ‘Einzelhaft’, 17 maanden lang in volledige eenzaamheid, in totale verlatenheid in een cel in het tuchthuis.

Ik zie ze voor me, die SS-ers in Mauthausen die 24 uur per dag elke KZ-Haftling bedreigden; er met bloeddoorlopen ogen op los sloegen tot hun slachtoffer niet meer bewoog en zij voor dat moment bevredigd waren. Morgen was ik misschien aan de beurt. Ik zie de massavernietiging in Auschwitz, de gaskamers, de rokende vuuruitbrakende schoorstenen, dag en nacht.

Ik voel de honger, echte honger, zodat je bijna niet meer eten kunt. Ik zie voor me, de vlucht uit Auschwitz, opgejaagd door de SS-ers die bang waren voor de oprukkende Russische legers, door de barre winter van januari 1945. Strompelend op houten zolen met lappen er om heen, bijna zonder brood, sneeuw in plaats van water gebruikend. De weg bezaaid met lijken.

Ik zie het voor me maar ik ben er zelf niet bij.

Het maakt geen deel uit van mijn geheugen maar is wel in mijn ziel gegrift. Ik weet dat het was, ik voel dat het er is, maar het lijkt van een ander.

Maar tegelijkertijd is het een wezenlijk deel van mezelf. Niet het feit dat ik het moest ondergaan maar het beleven ervan heeft me verrijkt. Een soort levenservaring, waarvoor een ander in een heel leven tijd te kort komt, verwerkte ik in viereneenhalf jaar. Daaruit kwam ook de noodzaak voort te pogen iets voor anderen te betekenen, je ergens voor in te zetten en je blijven verzetten tegen onrechtvaardigheid en verontmenselijking.

Ook een soort gedelegeerde plicht, voor de velen die het zelf niet meer konden. Slachtoffers en overlevenden.

Maar ook een vorm van kwaadheid bij elk teken van intolerantie.

‘Close your eyes and you will see’.

Ik weet dat alles zo gebeurd is. We werden als vee uit het Ne-benlager Mühldorf bij Dachau in wagons geperst en weggevoerd. Niemand wist waarheen...

Niemand wist waarom...

Het was eind april 1945.

Geruchten, geruchten, geruchten...

Als we stilstonden hoorden we de voetstappen van de SS over het dak van de veewagen stampende laarzen, en toen - opeens - was er de stilte, een ongelofelijke stilte.

De wagons werden door de gevangenen opengebroken.

De trein stond op een heuvel.

Opeens, in het begin zonder geluid vanwege de afstand, reden Amerikaanse jeeps en tanks in onze richting. Ze zaten achter de Duitse legers aan. Ze mochten niet stoppen. Het waren colonnes. De jager werd nu zelf opgejaagd.

De Amerikaanse soldaten strooiden met chocolade en sigaretten.

Ik kon bijna niet meer lopen en was te laat voor de chocolade. Opeens had ik een sigaret in mijn hand.

Ik was bevrijd...

en zo ging de oorlog door.

Noot

Illustratie: S. Minco

De heer Bill Minco is voorzitter respectievelijk hoofdbestuurslid van diverse verzetsorganisaties en aanverwante stichtingen.

Referentie: 
S. Minco | 1995
In: Icodo Info , ISSN 0168-9932 | 12 | 1 | april | 4-6
Trefwoorden: 
Auschwitz, bevrijding, oorlogsgetroffenen