‘Schaamte is een aspect van civilisering' : Gedachten over geweld en schaamte

Hoe hangen individuele gevoelens van schaamte samen met grotere sociale verbanden waarin mensen leven? En welke samenhangen bestaan er tussen geweld, schaamte en geweldsbeheersing?

 

In de media waren onlangs niet-alledaagse beelden te zien uit de stad Misrata in Libië. Een lange rij mannen - er waren geen vrouwen bij, wel jongens - stond in de felle zon te wachten voor een grote koelcel in een winkelcentrum van de stad. Om beurten mocht een groepje naar binnen. Op de metalen bodem van die koelcel lag, half ontbloot, het ontzielde en door geweld gehavende lichaam van de man die meer dan veertig jaar over Libië heerste. Het lichaam lag op een klein kleed, het bloed was ervan afgewassen, en enkele dagen later werd het nog geflankeerd door de lijken van een zoon en een minister. Toen werden aan de wachtende mannen buiten ook mondkapjes uitgereikt om de geur van ontbinding te kunnen verdragen. De heerser was geliefd, als held vereerd en trouw gediend door een deel van de bevolking. Maar gevreesd, gehaat en verguisd door een groter deel. Geen wonder: onder zijn regime en verantwoordelijkheid verdwenen tienduizenden Libiërs voor kortere of langere tijd in de gevangenissen van zijn geheime dienst. Velen keerden daaruit nooit terug, doodgemarteld en vermoord. Naast kwistig uitgedeelde gunsten en privileges berustte de macht van zijn regime voor een groot deel op meedogenloze gewelddadige repressie.

En nu waren ze gekomen, al die mannen, soms van heinde en verre, om met eigen ogen te zien dat de heerser dood was, écht dood. In een samenleving waarin betrouwbare informatie uiterst schaars is, is de eigen directe waarneming de beste bron van kennis. Dan kun je maar beter zelf gaan kijken, dan weet je het zeker.

Ook in de koelcel filmde de tv. De groepjes aanvankelijk nog wat aarzelende mannen liepen al snel om het lijk heen, intens kijkend, foto’s makend met hun mobieltjes. Sommigen bleven op afstand staan, zwijgend, met ernstige gezichten. Anderen glimlachten breed. Enkelen scholden nog tegen het lijk: ‘hypocriet’, ‘schoft’, ‘hond’. Een lijk toespreken met de naam van een onrein dier, dan zitten de angst en de haat wel heel diep en biedt het luidop uitspreken van een minachtend scheldwoord een schijnbare bevrijding. Weer anderen hurkten lachend bij het lijk, de armen om elkaars schouders, één maakte het V-teken. Zo werden ze gefotografeerd: als triomferende jagers bij een jachtbuit.

Voor een door de dood machteloos gemaakt monster hoef je immers niet bang meer te zijn. Niemand in de koelcel of in de rij wachtende nieuwsgierigen buiten scheen het geheel gênant of pijnlijk te vinden. Bij het openlijk vertoon van emoties in de koelcel leek schaamte te ontbreken. Na zes dagen maakten de nieuwe machthebbers een einde aan het spektakel, kennelijk voelden zij zich wél ongemakkelijk, misschien vooral omdat het gebeuren veel internationale aandacht trok.

Schaamte en pijnlijkheid waren nagenoeg geheel afwezig in de filmpjes over het einde van de heerser die op internet circuleerden. Daarop was te zien dat hij na zijn gevangenneming gelyncht werd door een groep razende strijders onder het doordringend staccato geroep van ‘God is groot’. Hij kwam onder het bloed te zitten, ontreddering, angst en onbegrip in zijn ogen - net als bij Ceaucescu destijds, vlak voor het einde. Hij had de oorlog gezocht en nu had de oorlog hem gevonden, de waan van zijn onaantastbare almacht plotseling definitief doorbroken. Waarschijnlijk heeft één van zijn belagers hem kort daarop van nabij een kogel in zijn hoofd geschoten.

Korte fragmenten van deze filmpjes, die op de Nederlandse tv getoond werden, werden voorafgegaan door de waarschuwing dat het om ‘schokkende beelden’ ging, of, subtieler: ‘de nu volgende beelden kunnen als schokkend ervaren worden’. Wie het wereldnieuws volgt, is wel wat gewend, maar het is aannemelijk dat menig kijker de beelden als pijnlijk gevoeld heeft dan wel zich geschaamd heeft over het getoonde geweld, de ongeremde bloeddorst, de ongegeneerde nieuwsgierigheid en het openlijk vertoon van verachting. We staan zelf ook wel eens in de rij om een condoléanceregister te tekenen, onze deelneming te betuigen aan nabestaanden of een laatste blik te werpen in een nog geopende kist. Maar het respectvol ‘bewijzen van de laatste eer’ voelt toch anders dan de aanblik van het onbeschroomd betuigen van de laatste minachting.

 

Dit alles roept veel vragen op. Wat is schaamte eigenlijk? En wat is pijnlijkheid? Waarom en waarover schamen mensen zich? Hoe hangen individuele gevoelens van schaamte samen met de grotere sociale verbanden waarin mensen leven? En welke samenhangen bestaan er tussen geweld, schaamte en geweldsbeheersing?

 

Sociale karakter van schaamte

Ieder mens schaamt zich wel eens en iedereen ‘kent’ dus schaamte maar het is moeilijk onder woorden te brengen wat het is.1 Schaamte is een intense gewaarwording, een intens gevoel van onlust en onmacht, grenzend aan pijn en angst, waar degene die zich schaamt weerloos tegenover staat. Schaamte wordt opgeroepen wanneer iemand in aanwezigheid van anderen iets zegt of doet dat fundamenteel afwijkt van hoe het hoort op dat moment en in die situatie. Iets dat afwijkt van de geldende gedragsstandaarden of normen. Het besef van de fatale afwijking kan tot de betrokkene doordringen op hetzelfde moment, vaak in combinatie met een blik, een gebaar, een opmerking of het nadrukkelijk zwijgen van anderen. En dan wordt de schaamte gevoeld: de betrokkene voelt zich nederig en vernederd, inferieur ten opzichte van de anderen die kennelijk wél weten hoe het hoort. Degene die zich schaamt zou zich wel klein willen maken, zich willen verbergen of verdwijnen, ‘door de grond willen gaan’.2 Schaamte over een ‘misstap’ kan ervaren worden in de reële aanwezigheid van andere mensen maar ook in de verbeelde of gefantaseerde aanwezigheid van anderen. Een therapeut merkte wel eens op: ‘Wie zich schaamt, denkt zich een honend publiek’. Dat onderstreept het sociale karakter van schaamte: het wordt gevoeld in relatie tot andere mensen. De socioloog Goudsblom heeft schaamte aangeduid als ‘sociale pijn’. De onmacht, de weerloosheid ten opzichte van ervaren schaamte wordt teweeggebracht doordat degene die zich schaamt ook zelf de norm waarvan hij zojuist afgeweken is als juist en geldend beschouwt. In andere termen: de gedragsstandaard waaraan voldaan moet worden is een integraal bestanddeel van het eigen ‘ik’ en het ‘superego’, een deel van het zelf. Daarom werkt schaamte verlammend: men ‘gaat niet alleen af’ in de ogen van anderen maar onverbiddelijk ook in eigen ogen.

Waar schaamte vooral gaat over het eigen gedrag, lijkt pijnlijkheid een wat lichtere gewaarwording die vooral gaat over het gedrag van anderen. Het kan als pijnlijk ervaren worden wanneer we gewild of ongewild getuige zijn van gedrag van een ander dat afwijkt van vormen, normen en gedragsstandaarden die we zelf voor juist en passend houden. Met ‘gekromde tenen’ brengen we tot uitdrukking dat het ongemak ons tot in onze uiterste ledematen heeft beroerd, met ‘plaatsvervangende schaamte’ zeggen we dat we ons geschaamd zouden hebben als we in de schoenen van de ander hadden gestaan. Ook pijnlijkheid en gêne worden gevoeld in relaties tussen mensen.

 

Schaamte 'aangeleerd' in de kinderjaren

Waarom mensen zich kunnen schamen is een heel complexe vraag. De dispositie, de aanleg, is vermoedelijk biologisch gegeven, wordt mede beïnvloed door temperament en karakter, maar het gevoel voor schaamte en de gevoelens van schaamte lijken toch bovenal sociaal-cultureel bepaald te zijn, historisch variabel, en contextueel afhankelijk. Volledig schaamteloze mensen zijn niet wel denkbaar - net zomin als ‘barbaren’, ‘wilden’ of ‘onbeschaafden’. Maar de aanleg voor schaamte is niet bij iedereen in gelijke mate aanwezig. Er is sprake van een aanzienlijke variatie tussen mensen, net zoals bij verstandelijke vermogens of emotionele intelligentie - sommigen zijn gevoeliger dan anderen. Op dat biologisch fundament wordt schaamte ‘aangeleerd’ in de kinderjaren, tijdens en door de primaire socialisatie. In een jarenlang proces wordt het nog kleine mensenkind in talloze opzichten gemodelleerd, gevormd naar regels en voorschriften, normen en gedragsstandaarden, geboden en verboden op vrijwel elk terrein. Veel van die modellering vindt plaats binnen ongelijke machtsverhoudingen tussen oud en jong, met liefde maar ook met zachte en harde dwang. En op den duur wordt al die dwang van buitenaf deels dwang van binnenuit, zelfdwang: tijdens het opgroeien worden de regels en gedragsstandaarden geïnternaliseerd, een bestanddeel van de eigen persoonlijkheid. Met de geïnternaliseerde geboden is ook de mogelijkheid van afwijking gegeven en het volwassen individu is gehouden die door zelfsturing te voorkomen. Bewuste en onbewuste angsten voor regelovertreding - onder meer de vrees beschaamd te worden - zijn daarbij fundamenteel. Meestal lukt die zelfsturing, maar soms niet en dan kan schaamte ervaren worden.3

 

Van generatie op generatie overgedragen

Waarover mensen zich schamen, waardoor schaamte opgeroepen kan worden en hoe die geuit wordt, varieert van cultuur tot cultuur, al zijn er wellicht ook universele trekken aan dit alles. Schaamte wordt individueel gevoeld maar is sociaal-cultureel gegenereerd. De geboden waarvan afgeweken wordt, wat tot schaamte kan leiden, zijn immers geen louter persoonlijke kwesties maar de gedragsstandaarden zijn in groter sociaal en cultureel verband gevormd en worden van generatie op generatie overgedragen. Samenlevingen kennen min of meer duurzame patronen van schaamte, al zijn ook die patronen onderhevig aan veranderingen op langere termijn. In zijn studie van het civilise-ringsproces in Westerse samenlevingen tussen de Middeleeuwen en de moderne tijd heeft Norbert Elias aannemelijk gemaakt dat met de toenemende maatschappelijke differentiatie - het complexer en ingewikkelder worden van menselijke samenlevingsverbanden - ook de gevoelshuishouding, de habitus, en het gedrag van mensen meer gedifferentieerd zijn geworden. Mettertijd zijn gedrag en gevoel complexer en subtieler geworden, de mogelijkheden om pijnlijkheid of schaamte te ervaren zijn daarmee ook toegenomen. Schaamte is een aspect van civilisering.

 

Wijzigen van gedragsstandaarden

De continuïteit van een civiliseringsproces is innig vervlochten met duurzame pacificering van de betrokken samenlevingen, voortgaande geweldsbeheersing - door staten, sociale instituties en individuele mensen in onderling verband - is letterlijk van levensbelang voor de verdere ontwikkeling van civilisering. Episoden van massaal geweld - oorlogen, burgeroorlogen, genociden - ondermijnen die ontwikkeling. Voor kortere of langere tijd kan de maatschappelijke differentiatie dan omslaan in zijn tegendeel en kunnen ook de gevoelshuishou-ding en het gedrag van mensen een regressie ondergaan, dedifferentiëren en deciviliseren.4 De gedragsstandaarden zullen zich dienovereenkomstig wijzigen: gedrag dat voorheen als pijnlijk en schaamtevol werd beschouwd, kan dan gaan gelden als gewenst, juist en passend. Subtiliteit kan plaatsmaken voor botheid, medemenselijkheid voor bruutheid en het rekening houden met anderen - in zekere zin de kern van elke civilisering - kan omslaan in het afrekenen met anderen. De Duitse samenleving vanaf 1933, Joegoslavië in de tweede helft van de jaren ’8o en Rwanda vanaf 1990 bieden vele saillante voorbeelden van zo’n proces van dedifferenti-atie, regressie en veelomvattende decivilisering. Veel daarvan is ook aanwijsbaar in Libië sinds het begin van de volksopstand tegen het regime. Dat grimmige beelden daarvan ons kunnen treffen als pijnlijk en schaamtevol is vooral een functie van het verschil tussen de daar nu vigerende gedragsstandaarden en de standaarden waar wij hier aan gebonden zijn.

 

Evenwichtig en gedifferentieerd gevoel voor schaamte

In een diepzinnig artikel over schaamte heeft de psychiater Louis Tas ooit krachtig stelling genomen tegen schaamte. Net als zelfminach-ting zou het een soort ziekte zijn, een ernstig obstakel voor zelfkennis en zelfontplooiing, zou

er geen bewijs zijn dat mensen zich ‘uit schaamte maatschap-pelijker zou[den] gedragen’ en zou schaamte slechts benepen conformisme in de hand werken.5 Vanuit zijn perspectief als therapeut - dagelijks getuige van patiënten die worstelen met en lijden onder schaamte - is deze visie niet onbegrijpelijk, maar vanuit historisch-sociologisch perspectief kan anders geconcludeerd worden. Wie beschikt over een evenwichtig en gedifferentieerd gevoel voor schaamte getuigt ook van een bewuste zelfsturing en een bereidheid rekening te houden met anderen. En wie pijnlijk getroffen wordt door de dagelijkse doorbreking van terechte taboes op grofheid, geweld, groeps-haat en collectieve superioriteitswaan, hier en elders, is geen benepen conformist, maar draagt bij aan het in stand houden van de menselijke beschaving. En daar lijkt weinig op tegen.

 

1    J. Goudsblom, ‘De functies van schaamte’, De Gids, jrg. 158, nr. 5 (mei 1995), pp. 333-339.

 

2    Nico Frijda typeert in zijn standaardwerk De Emoties (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 1993) schaamte als een voorbeeld van onderwerpingsgedrag (1993: 36).

 

3    Norbert Elias, Über den Prozess der Zivilisation. Soziogenetische und Psychogenetische Untersuchungen (München: Francke Verlag, 1939, 2 Dln.). Over schaamte en pijnlijkheid: dl. II, pp. 397-409.

 

4    Ton Zwaan, Civilisering en decivilisering. Studies over staatsvorming en geweld, nationalisme en vervolging (Amsterdam: Boom, 2001).

 

5    Louis M. Tas, ‘Therapie géén biecht. Notities over schaamte’, De Gids, jrg. 158, nr. 5 (mei 1995), pp. 354-360.

 

TON ZWAAN is emiritus docent antropologie aan de Universiteit van Amsterdam en docent genocidestudies aan het NIOD.

 

Referentie: 
Ton Zwaan | 2011