‘Rouwen is ontzettend hard werken’

Bij alle direct betrokkenen staat de datum in het geheugen gebrand: 12 mei 2010. Op die dag, rond 06.00 uur ’s ochtends (lokale tijd), verongelukte de Airbus van Afriqiyah Airways. Op enkele honderden meters vóór de landingsbaan van de internationale luchthaven van Tripoli. Zeventig Nederlanders, onder wie ook kinderen, kwamen om het leven. Van de 104 inzittenden overleefde alleen een negenjarig Nederlands jongetje het ongeluk.

 

Precies een jaar later organiseerden nabestaanden een bijeenkomst ter nagedachtenis van hun dierbaren. De bijzondere muziek, de indrukwekkende toespraken, het samenzijn en het opnoemen van de namen van de slachtoffers maakten het tot een waardige herdenking. Bij meerdere nabestaanden bleek de wens te bestaan om in 2012 opnieuw gezamenlijk een herdenking te organiseren. Drie nazorg-organisaties (Slachtofferhulp Nederland, Stichting Impact en Echoes Online) haakten op dit initiatief aan door samen met enkele nabestaanden een herdenkingsboek te maken. Het boek is gefinancierd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Veiligheid en Justitie.

 

Inhoud

'Het verlies geeft me ook de kracht om te genieten van wat ik heb'

Ingrid Karelse-Burggraaff '

Het is niet alleen mijn verdriet'

Dorien Pouwels-van Dam

'Geen afscheid nemen is ondenkbaar voor een moeder'

Henny Kamphuis

'Snelheid is goed, maar mag nooit ten koste gaan van zekerheid'

Bart von Bartheld

'Er is een gat geslagen dat nooit meer dichtgaat'

Thea Beekman - Herculesvliegramp

'Het voelde veilig en vertrouwd om bij Anjo te zijn'

Anjo Geraerts-Clermonts en Mindy en Kelly Haen

'Nu ben ik vooral dankbaar'

Lis Poiesz

'Verhalen overJoëlle doken ineens overal op'

Familie Van Noppen

'Er is niets ergers dan onzekerheid'

Koos Kranenburg

'Tijd heelt niet alle wonden, maar verzacht je verdriet wel'

Ingrid Bosma - vliegtuigongeluk Tenerife

'Had ik maar een toverstokje om mijn wens te laten uitkomen'

Nicole Bijl

'Realiteit en ongeloof wisselen elkaar af'

Mirona van der Linde-Jakobsen 'Ik sta nu anders in de wereld'

Siemen Lenos

'Vlinder' - gedicht van Mirona van der Linde-Jakobsen 'Zodat ik verder mag gaan' - gedicht van Siemen Lenos

Nawoord

 

Voorwoord

In dit boek vertellen negen nabestaanden - soms samen met familieleden - over de gevolgen van het verlies van hun dierbaren. De openhartige verhalen laten zien hoe het ongeluk de levens van deze families in een oogwenk veranderde. Behalve met het enorme verlies werden ze vrijwel meteen geconfronteerd met een heleboel andere, vaak meer praktische zaken. Zoals het identificatieproces, het afscheid, de begrafenis, de media-aandacht en de reis naar Tripoli. Ook laten de verhalen zien hoe de nabestaanden na deze periode hun leven proberen op te pakken, hoe moeilijk dat soms ook is. Want 'rouwen is ontzettend hard werken', zoals een van de nabestaanden het uitdrukt. Waar putten ze de inspiratie en de kracht uit? Dat verschilt per persoon, en dat maakt elk verhaal in dit boek uniek.

 

Behalve nabestaanden van de slachtoffers bij het vliegtuigongeluk in Tripoli komen ook andere nabestaanden aan het woord. Het gaat om mensen die bij eerdere vliegtuigongelukken hun dierbare(n) hebben verloren. Ze kijken terug op wat het verlies met hen heeft gedaan, hoe ze de draad van hun leven weer hebben opgepakt, en welke rol het verlies nu - vele jaren later - nog altijd speelt. Hun verhalen kunnen inspiratie en hoop bieden voor nabestaanden van de slachtoffers bij het vliegtuigongeluk in Tripoli. Ook komen enkele andere mensen aan het woord die beroepshalve betrokken waren bij dit ongeluk.

 

Dit boek is vooral bedoeld om de slachtoffers van het vliegtuigongeluk in Tripoli te herdenken. Maar de verhalen kunnen een breder maatschappelijk doel dienen. Iedereen die met een groot verlies is geconfronteerd, kan herkenning vinden in de ervaringen van deze nabestaanden, of er kracht uit putten. Zo hopen we bij te dragen aan de verwerking van hun zo grote verlies.

 

Slachtofferhulp Nederland, Stichting Impact en Echoes Online kijken met voldoening terug op de unieke samenwerking waaruit dit boek kon ontstaan. We danken iedereen die heeft bijgedragen aan de totstandkoming ervan.

 

 

Het verlies geeft me ook de kracht om te genieten van wat ik heb’

Bij de crash in Tripoli verloor Ingrid Karelse-Burggraaff (32) beide ouders en haar broer Ralph. Ze waren op de terugweg van een rondreis door Zuid-Afrika van Kras Reizen. Ingrid: 'Van tevoren verwacht je misschien dat je na zo'n groot verlies niet meer je bed uit kunt komen. Maar je blijkt dan toch sterker te zijn dan je ooit had kunnen denken.'

 

'Deze vakantie zou mijn moeder me wat minder vaak bellen, hadden we besloten. Om te voorkomen dat de telefoonkosten uit de hand zouden lopen, zoals bij hun vorige vakantie. Tijdens hun reis van tweeënhalve week in Zuid-Afrika hebben we één keer gebeld. Verder sms'ten we vooral. Achteraf denk je dan: hadden we maar élke dag aan de lijn gehangen. Nu blijft het toch gissen naar hoe ze de vakantie precies hebben ervaren. Maar het is hoe dan ook een troost voor me dat ze vlak voor het einde van hun leven nog zo'n mooie reis hebben gemaakt.

 

Toen het nieuws van de crash tot me doordrong, wist ik niet wat ik ermee moest. Het voelde alsof de grond onder mijn voeten wegzakte. Huilen kon ik niet. Ik was die eerste dag vooral druk met mensen bellen, en mijn man en ik hadden veel bezoek. Ik was lamgeslagen en verdoofd, maar kon verrassend goed functioneren. En ik voelde heel sterk: ik moet ernaartoe, ik wil daar zijn, in Tripoli.

 

Direct op het vliegtuig stappen was geen optie. De volgende dag was er een informatiebijeenkomst, waarna er twee familierechercheurs op bezoek kwamen. Aardige, meelevende mensen. Ze vroegen me om gedetailleerde omschrijvingen te geven van mijn ouders en van Ralph. Dat was heel bizar om te doen. Kleur ogen, grote of kleine neus, postuur, schoenmaat, hoe hun handen eruitzien - de gekste dingen. Ook kwam de vraag wat ze die dag droegen. Dat wisten we natuurlijk niet. En dat was frustrerend: zo weinig te weten, zo weinig te kunnen doen.'

 

Bezoek

'De identificatie zou nog veel tijd gaan kosten, dus eerst wilde ik zo snel mogelijk zelf naar de plek van het ongeluk. Om de gebeurtenis echt tot me door te laten dringen en om voor mijn gevoel bij ze in de buurt te kunnen zijn. Want tot nog toe waren er alleen nog maar woorden en beelden geweest. Iets tastbaars had ik niet. Een tocht naar Tripoli werd ons in Nederland vanuit de autoriteiten afgeraden, maar ik wilde er per se naar toe. Mijn collega's hadden alles geregeld voor een reis naar Libië: visa, tickets, hotel. Samen met Rutger, mijn man, stapte ik die zondag op het vliegtuig. Van KLM. Dat gaf een veilig gevoel. Al was ik te verdoofd om me al te veel zorgen te maken over die vlucht.

 

In Tripoli bleek alles goed geregeld te zijn. Voor de nabestaanden was er een hotel beschikbaar gesteld. Daar had ik in Nederland niks over vernomen. Andere Nederlandse nabestaanden heb ik er dan ook niet gezien. Wel veel Zuid-Afrikanen. Omdat in hun land nauwelijks een officiële informatievoorziening geregeld was, kwamen die naar Tripoli voor antwoorden.

 

Een busje bracht ons naar de plek van de ramp. Totale chaos daar. Overal brokstukken. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat die vele duizenden stukjes samen een vliegtuig hadden gevormd, met zoveel mensen erin. En dan ook nog eens vlak voor de landingsbaan crashen. Hoe heeft dat toch fout kunnen gaan? Met andere nabestaanden hebben we bloemen neergelegd en een minuut stilte gehouden. Daarna wilden we weer zo snel mogelijk weg uit dat vreemde land, terug naar huis. Maar het was erg goed om toen even op die plek te zijn. Het heeft me geholpen daar iets tastbaars te hebben gezien.'

 

Grip

'Uiteindelijk duurde het zo'n drie weken voordat de identificatie van mijn ouders en broer voltooid was. De familierechercheurs brachten het nieuws: de definitieve bevestiging van hun overlijden. Het zijn ze écht. Dat kwam hard aan. Snel daarna kwamen de sieraden terug die ze hadden gedragen. Dat was het eerste wat we weer in handen kregen. Opnieuw een confronterend moment. Steeds kwamen de twee familierechercheurs persoonlijk bij ons langs. Hun praktische hulp en betrokkenheid heeft ons veel goed gedaan.

 

Nog tot een paar maanden geleden had ik regelmatig contact met iemand van Slachtofferhulp Nederland. Zij woont hier in de buurt. Het was prettig om er met iemand over te kunnen praten die meer op afstand staat. Verder heb ik gelukkig veel mensen om op terug te vallen. Het heeft me verbaasd hoe sterk ik ben. Ik heb veel zelf geregeld. Van de begrafenis tot allerlei financiële zaken. Natuurlijk was dat ook een manier om grip te krijgen op de situatie. Van tevoren verwacht je misschien dat je na zo'n groot verlies niet meer je bed uit kunt komen. Maar je blijkt dan toch sterker te zijn dan je ooit had kunnen denken.'

 

Afscheid

'Tot het moment dat de lichamen weer terug in Dordrecht waren, heb ik sterk gehoopt dat ze nog redelijk intact zouden zijn. Zodat ik echt afscheid kon nemen. De familierechercheurs hadden al wel aangegeven dat de lichamen aangetast waren. Dat was al een enorme tegenvaller. Toch hoopte ik dat er nog iets te zien was. Al was het maar een hand of een voet. Als bewijs dat ze écht in die kisten lagen. Maar het werd me sterk afgeraden om de lichamen te bekijken. Gelukkig heeft de begrafenisondernemer op mijn verzoek nog gezorgd dat ik ze kon aanraken, door een zijden doek heen. Zo had ik toch nog iets tastbaars om afscheid van te nemen.

 

Maanden later kregen we het aanbod om de foto's van de lichamen te bekijken. Maar ook dat werd me afgeraden, en dat heb ik dus maar niet gedaan. Daar heb ik vrede mee. Ik denk dat mijn ouders en Ralph gewild zouden hebben dat ik me hen herinner zoals ze waren: verzorgde, mooie mensen.'

 

Gemis

'Terugkijkend op de hele praktische nasleep van het verlies, vond ik het uitruimen van het huis waarin mijn ouders en Ralph woonden het allerlastigst. Ik heb daar lang mee gewacht. Pas na een jaar ben ik dingen gaan uitzoeken. Heb geprobeerd alles een goede bestemming te geven: bij familie en vrienden, of bij de kledingbank. In het najaar van 2011 hebben we het huis verkocht. Het was heel gek om daar afstand van te doen. In dat huis ben ik opgegroeid, er kleven erg veel herinneringen aan.

 

En ik had daar nog zóveel nieuwe herinneringen met mijn ouders en broer willen maken. Zóveel momenten nog samen willen delen. Dat gemis is groot. Daar moet ik elke dag opnieuw mee omgaan. Tegelijk geeft het verlies me ook de kracht om te genieten van wat ik nog wél heb. Om de dingen te doen die ik belangrijk vind, met de mensen van wie ik hou. We zijn bijvoorbeeld weer op vakantie geweest. Met het vliegtuig. Ja, dat gaf zeker een bang gevoel. Maar ik ben tóch gegaan. Ik wil mijn leven niet door angst laten bepalen.'

 

Stichting Vliegramp Tripoli

Ingrid Karelse-Burggraaff: 'Om alle nabestaanden van de ramp te ondersteunen, en de slachtoffers te blijven herdenken, heb ik samen met enkele andere nabestaanden de eerste aanzet gedaan om een stichting op te zetten. Die bevordert contact tussen de nabestaanden en is namens hen een spreekbuis richting instanties. Vanuit de Werkgroep Herdenking hebben we op 12 mei 2011 een herdenkingsbijeenkomst georganiseerd in Den Haag. Alle namen van de slachtoffers werden daar voorgelezen. Het was heel persoonlijk, heel warm en liefdevol. Dit jaar organiseren we wederom op 12 mei een herdenking.’

 

‘Het is niet alleen mijn verdriet’

Dorien Pouwels-van Dam verloor haar broer Frank, zijn vrouw Sandra en hun twee kinderen Dorien Pouwels-van Dam Noortje (11) en Stijn (9). Het gezin maakte voor het eerst een verre reis naar Zuid-Afrika. 'Voor mij waren ze niet dood maar vermist.'

 

'Ik was net op kraamvisite geweest bij een heel lief baby'tje. Ik was nog helemaal in die sfeer van hoe mooi het leven toch kan zijn. Onderweg naar kantoor hoorde ik op de radio dat er een vliegtuig was neergestort met veel Nederlanders erin. De gedachte dat Frank en Sandra met de kinderen op die vlucht konden zitten schoot wel even door mijn hoofd, maar schoof ik meteen weer weg.

 

Ik wist wel dat ze die woensdag thuiskwamen. En dat ze een overstap hadden in Tripoli. Daar hebben we van tevoren in de familie nog grapjes over gemaakt. Niemand van ons had ooit gehoord van die airline, Afriqiyah Airways. En Tripoli, was dat wel veilig? Het was de eerste keer dat ze als gezin zo'n grote verre reis gingen maken. Mijn schoonzus Sandra was er eigenlijk niet helemaal gerust op. Ze heeft voor vertrek een keertje slecht gedroomd over die vlucht. Daardoor twijfelde ze zelfs een beetje of ze wel moesten gaan. Achteraf denk ik: betekende dat misschien iets? Maar toen dacht ik alleen maar: ga, geniet van de reis.

 

Op kantoor kreeg ik het eerste bezorgde telefoontje. En daarna nog één. Ik ben naar huis gegaan om het vluchtnummer op te zoeken. Mijn kinderen waren thuis. Ik had hen nog niets verteld. Ze zaten voor de televisie en keken naar beelden van de ramp. Ik kwam de kamer binnen en zei: "Ik denk dat Frank en Sandra in dat vliegtuig zitten.”'

 

Herkenning

'Al vrij snel werd bekend dat er één overlevende was. Een jongetje van negen jaar, net zo oud als mijn neefje Stijn. Sandra's vader was al in Düsseldorf om hen op te halen van het vliegveld. Daar waren medewerkers van de Nederlandse reisorganisatie met wie ze de reis maakten. Zij vingen hem op. Ter plekke namen ze de namenlijst met hem door. Noortje en Stijn waren op die lijst de enige kinderen. Een jongetje van negen, het móest Stijn wel zijn. Met dat bericht kwam Sandra's vader dus naar huis.

 

Non-stop belden we met Buitenlandse Zaken. Mijn jongste broer pakte zijn koffers om nog diezelfde avond naar Tripoli te vliegen. Er was op de vlucht van Buitenlandse Zaken één plekje vrij gehouden voor familie van de overlevende.

 

Intussen kwamen de eerste beelden van het jongetje op de televisie. Hij had nog niet gesproken. "Kijk maar goed of het hem is”, zeiden ze bij Buitenlandse Zaken. Door het verband om zijn hoofd kon ik zijn gezicht niet goed zien. Alleen de contouren. Ik dacht: het is hem niet. Ik wilde zo graag dat hij het wél was, ik bleef maar kijken, maar ik herkende hem niet.

 

Die avond belde Buitenlandse Zaken met de vraag of wij iemand kenden die Ruben heet. Gelijktijdig kwam de passagierslijst van Afriqiyah Airways vrij. Daarop stonden meer kinderen vermeld, waaronder Ruben. Hij had met zijn ouders losse tickets geboekt en stond zodoende niet op lijst van de reisorganisatie. Hij was het dus niet. Stijn had de ramp ook niet overleefd. Alle vier niet.'

 

Vermissing

'Toch heb ik nog heel lang hoop gehouden dat ze niet in dat vliegtuig zaten. Ook al stonden hun namen op die lijst. Misschien hadden ze de vlucht gemist, waren ze gewoon nog ergens in Zuid-Afrika en lukte het niet om contact met ons te krijgen. Ik wist wel dat het valse hoop was, maar ik klampte me eraan vast. Zolang hun lichamen niet waren geïdentificeerd, waren ze voor mij niet dood. Ze waren alleen vermist.

 

Tijdens hun reis door Zuid-Afrika had ik niet veel contact met hen. De verbindingen waren meestal te slecht. Mijn laatste sms'je was om te vertellen dat we eindelijk ons huis hadden verkocht. Gelukkig hebben ze dat berichtje nog gelezen. Ze wisten hoe belangrijk die verkoop voor ons was, want ze waren nauw betrokken bij de bouw van ons nieuwe huis. "Hartstikke fijn”, schreven ze terug.

 

In de weken na het ongeluk verhuisden we met het hele gezin naar een tijdelijke woning, want ons nieuwe huis was nog niet klaar. Gek genoeg had die verhuizing iets therapeutisch. Inpakken, weggooien. Ik hoefde nergens bij na te denken. Vaak ging ik tot diep in de nacht door. Als ik daarna in het donker naar het vakantiehuisje reed, kwam ik altijd langs het huis van Frank en Sandra. De tuin lag vol met bloemen, er branden kaarsjes, kinderen hadden tekeningen en knuffeltjes achtergelaten. Heel bijzonder maar ook moeilijk om te zien. Ik wilde gewoon niet geloven dat ze nooit meer zouden terugkomen.

 

Na drie weken is Frank geïdentificeerd. Dat bericht was opnieuw een klap in mijn gezicht. Dat wat ik vreesde, was ineens waar. Daarmee verdween alle hoop. Toen was het echt over. Drie dagen later is Sandra geïdentificeerd en vlak daarna de kinderen.'

 

Thuiskomst

'Nog bijna dagelijks rij ik langs hun huis in Mook. Het staat te koop, maar ik moet er niet aan denken dat er een ander gezin komt wonen. Het huis betekende zo veel voor hen. Ze hadden het helemaal zelf opgeknapt en waren er heel trots op. We vonden het geen fijn idee dat ze er na hun reis nooit meer zouden zijn. Daarom hebben we hen thuisgebracht. Onderweg van het mortuarium naar de uitvaartdienst zijn we er een half uur met hen geweest. In de tuinkamer hebben we de vier kisten neergezet. Het was kort, maar ik ben blij dat we het zo hebben gedaan.

 

De begrafenis was heel bijzonder. Iedereen heeft op zijn eigen manier afscheid van hen kunnen nemen. Niet alleen onze familie, maar ook andere mensen in het dorp. Om zo'n gezin hangen zo veel mensen heen. Van het werk, scholen van de kinderen, sport- en muziekclubjes. Mook is een hechte gemeenschap en dat er nu ineens een heel gezin wegviel, had een enorme impact. Het voelt goed dat iedereen die dat wilde bij de dienst aanwezig kon zijn.'

 

Herinnering

'We hebben een grote, hechte familie. Ook na het ongeluk zijn we overgebleven met een grote groep mensen. We kunnen het verlies met elkaar delen, elkaar steunen. Dat betekent heel veel voor me. Het is niet alleen mijn verdriet. Mijn ouders zijn in de tachtig en het is verschrikkelijk dat zij dit nog moeten meemaken. Het geeft me een goed gevoel om er voor hen te zijn. Dat ons nieuwe huis pal naast dat van mijn ouders is gebouwd, lijkt wel een vooropgezet plan.

 

Het zware gevoel dat ik in het begin had, ebt langzaam weg. Ik denk niet meer alleen aan het ongeluk. Mooie herinneringen komen weer boven. Hoe we met elkaar hebben gelachen, wat we samen hebben beleefd. Natuurlijk zijn ze veel te vroeg gestorven, zeker de kinderen, maar de tijd die ze hier hebben gehad, was fijn. In harmonie.

 

Ik hoop dat ze niks van de klap hebben gevoeld. Het was nog heel vroeg in de ochtend en misschien lagen ze wel te slapen. Mijn oudste broer heeft in Tripoli bij het wrak een brokstukje van het vliegtuig opgeraapt en in zijn zak gestopt. Het ligt nu bij mij thuis, naast een foto waar ze alle vier lachend op staan. Dat brokstukje associeer ik niet met de crash of met hun dood. Het staat symbool voor hun leven. Voor de laatste plek waar ze zijn geweest: het vliegtuig. Daarom koester ik het.'

 

‘Geen afscheid nemen is ondenkbaar voor een moeder’

'Het mooiste cadeau dat jullie me kunnen geven, is dat jullie weer heelhuids thuiskomen.’ Met die woorden nam Henny Kamphuis (58) afscheid van haar zoon en schoondochter. Joeri en Brenda kwamen om het leven bij de crash.

 

'Er is een leven voor 12 mei 2010. En er is een compleet ander leven na 12 mei 2010. Alles is voorgoed veranderd, tot aan de dood. Natuurlijk ga ik door met het leven. Maar de glans is er wel vanaf. Dit is zó afgrijselijk, het verdriet is zó groot, ik kan het heel moeilijk dragen. Lange tijd dacht ik maar één ding: ik wil ook dood. Bij mijn kind zijn. Ik zou er nooit echt een einde aan maken, want ik houd ongelofelijk veel van mijn drie andere kinderen en mijn kleinkinderen. Maar dat ene kind, dat ben ik kwijt. En ik voelde me ontzettend schuldig. Want ik had een voorgevoel dat er iets mis zou gaan. Waarom heb ik hem niet tegengehouden?

 

De dag voor hun vertrek kwamen ze langs om hun hondje Bobbie bij mij onder te brengen. Ik zei tegen Joeri dat ik een voorgevoel had. "Er klopt iets niet”, zei ik. Voorheen was ik nooit bang als mijn kinderen vlogen. Nu wel. Ik vroeg of ze de reis nog konden annuleren. Maar ze gingen toch. En ik kon ze natuurlijk niet tegenhouden.

 

Bij het afscheid vroeg Joeri me welk souvenirtje hij voor me kon meebrengen. "Ik heb alles al”, antwoordde ik. "Het mooiste cadeau dat jullie me kunnen geven, is dat jullie weer heelhuids thuiskomen.” Daarna heb ik hem heel intens geknuffeld. "I love you”, zei ik toen ze de deur uit liepen.'

 

Boodschap

'Klaarwakker was ik, in de nacht dat ze terugvlogen. Ineens zag ik in gedachten allerlei beelden van Joeri voorbijkomen. Ik zag zijn geboorte, ik zag hem in zijn bedje liggen, zijn eerste stapjes, zijn eerste lach. Ik hoorde mezelf een slaapliedje zingen en ik zag het eerste bosje bloemen dat hij me gaf. Ik zag zijn hele leven voor me, tot het moment dat ik "I love you” tegen hem zei. Tegen half zes ben ik alsnog een beetje ingedut. Rond zessen werd ik weer wakker. Met een ontzettend heftige buikpijn. Achteraf bleek het vliegtuig rond die tijd te zijn neergestort.

 

's Ochtends belde de buurvrouw van Joeri en Brenda. "Er is iets gebeurd dat te maken heeft met uw zoon”, zei ze. "Heeft u het nieuws aanstaan? Bent u alleen thuis? Dan moet u even gaan zitten. Er is een vliegtuig neergestort.” Ik begreep haar niet. Ze vervolgde: "De vlucht ging van Zuid-Afrika naar Libië.” Nog steeds snapte ik niet waarom ze belde. Tot ze het vluchtnummer noemde. Toen wist ik: mijn kind is dood. Ik heb gekrijst, kon niet meer op mijn benen staan. Vervolgens moest ik mijn dochters en zoon bellen om het te vertellen. Dat vond ik zó erg. Ze waren zo gek op Joeri. Ze gilden en huilden. "Mama, zeg dat het niet waar is!”'

 

Geloof

'Een paar dagen later maakte ik een wandeling door het bos. Samen met mijn dochter Suzanne en hondje Bobbie. Ik werd overvallen door verdriet. Op dat moment vloog er ineens een vlinder om me heen. "Kijk”, zei ik, "daar heb je Joeri.” Dat voelde echt zo. Maar het kan helemaal niet, dacht ik meteen. We liepen weer door. Een paar honderd meter verder werd ik weer overmand door verdriet. Fladder, fladder. Weer die vlinder om me heen. Enkele weken later was ik opnieuw in het bos. En weer moest ik huilen. Je gelooft het niet, maar daar was diezelfde, gele vlinder. Het klinkt heel ongeloofwaardig. Misschien betekent het niks. Maar ik denk echt dat het Joeri was. Ik denk dat hij wilde laten merken dat hij nog bij ons is.

 

Ik heb meer van dit soort ervaringen gehad. Op een nacht werd ik huilend wakker. Toen hoorde ik Joeri praten: "Mama, waarom huil je?” Ik antwoordde dat ik huilde, omdat hij dood is. "Maar ik ben niet dood. Voel maar”, zei hij. En toen kon ik hem aanraken. Ik was wakker, ik voelde hem. Hij zei: "Ik ben er wel, maar ik weet niet wat er is gebeurd. Ik ben in de war.” En dat hoor je vaker. Als mensen abrupt uit het leven zijn gerukt, kunnen ze niet overgaan. Omdat ze in de war zijn. Mensen zullen me wel niet geloven. Maar niemand kan bewijzen dat het niet zo is. Daarom heet het ook 'geloof'. En ik geloof het.'

 

Wonder

'In het mortuarium wilde ik Joeri zien. Geen afscheid nemen is ondenkbaar voor een moeder. Maar het werd me afgeraden. Later dacht ik: ik had moeten doorzetten. Ik ben er ontzettend boos om geweest. De foto's van zijn lichaam heb ik wel gezien. En dat is goed geweest. Ik heb het scherm van de laptop aangeraakt. Zo heb ik alsnog een klein beetje afscheid kunnen nemen. Het is toch het allerlaatste wat van hem is overgebleven.

 

Ik heb ook de rampplek bezocht, op uitnodiging van Afriqiyah. Aanvankelijk vond ik dat moeilijk. Het was in mijn ogen een moordmaatschappij. Maar ik moet zeggen, we zijn met alle egards bejegend. Al neemt dat niet weg dat ik nog steeds pisnijdig ben op Afriqiyah. Bij het naderen van het vliegveld dacht ik: als we nu neerstorten, op deze plek, zou het voor mij goed zijn geweest. Laat me maar gaan, dan ben ik er vanaf. Toen we waren geland, voelde ik niks meer. Alsof ik dood was.

 

De rampplek was vreselijk desolaat. Ik dacht: als je dan doodgaat, waarom dan hier? Overal rommel, kapotte spullen. Je kijkt, je zoekt iets, maar je weet niet wat. Plotseling zag ik een medicijnverpakking liggen. Diclofenac stond erop. De pijnstiller die hij innam, omdat hij drie weken voor het ongeluk zijn ribben had gebroken door een ongelukkige val. Ik liep door. En liep weer terug. Ik pakte het doosje op. En zag de naam van mijn kind erop staan. Het was zijn medicijndoosje. Ik heb ongelofelijk hard staan krijsen. Dit was een teken van Joeri. Hij wilde zijn moeder laten zien dat hij op die plek had gelegen. Later hoorde ik dat er een hele lading medicijnen in dat vliegtuig zat. Waarom heb ik in zo'n enorm gebied uitgerekend dit doosje gevonden? Dit medicijndoosje is voor mij heilig geworden. Het is een wonder.'

 

Wens

'Rouwen is ontzettend hard werken. Maandenlang heb ik niet geslapen. Ik was zo moe. Het voelt alsof je met 180 kilometer per uur met je kop tegen de muur bent geslagen. Een deel van mij is gestorven, omdat mijn kind is gestorven. En wat dood is, kun je niet meer levend maken.

 

Als de tijd verstrijkt, wordt het verdriet anders. Ik huil nog steeds veel. Maar ik kan er wel mee omgaan. Ik ben onder behandeling bij een traumapsycholoog. Het schuldgevoel omdat ik ze niet heb tegengehouden, is weg. Ik kan weer uitkijken naar dingen. Ik heb heel veel zegeningen in mijn leven. Hele lieve kinderen en kleinkinderen. Dat koester ik. Maar ik heb ook een verlies. Het is zo moeilijk om je kind te overleven. De vrolijkheid die ik had, is weg. Ik denk ook niet dat die nog zal terugkeren. Ik geloof dat ik het pas kan afsluiten als ik er zelf niet meer ben. Maar ik heb een lange adem. En ik heb Joeri na zijn dood beloofd dat ik iets van mijn leven zal maken. In zijn laatste sms schreef hij: "Afrika zit in mijn hart en ik kom als het lukt zeker terug.” Daarom zal ik ooit een deel van zijn as in Afrika uitstrooien. Dat was zijn laatste wens.'

 

'Snelheid is goed, maar mag nooit ten koste gaan van zekerheid'

Bart von Bartheld

 

Als ambassadeur waakte hij over de belangen van Nederland en Nederlanders in Libië. Bart von Bartheld was in die rol zeer nauw betrokken bij de vliegtuigcrash. Hij zorgde ervoor dat het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) de identificatie kon uitvoeren. 'We waren zeer huiverig om valse hoop te wekken of onnodig leed te veroorzaken.'

 

Was uw ambassade voorbereid op dit vliegtuigongeluk?

'Elke diplomaat leert dat je op een dag verrast kunt worden. Door een vulkaanuitbarsting, een opstand of een vliegtuigongeluk. Ambassades hebben daarom draaiboeken voor allerlei denkbare en ondenkbare calamiteiten. Een ambassadeur zei ooit tegen me: "Een ambassade is een soort brandweerkazerne. Als je geluk hebt, breekt er nooit brand uit in je dorp. Maar als dat wel het geval is, moet je binnen vijf minuten in actie kunnen komen.”

 

Ik was op het moment van de crash in Italië. In de vroege ochtend belde de ambassade. Ik heb de eerstvolgende vlucht naar Libië genomen. En ondertussen telefonisch de werkzaamheden in gang gezet. De ambassademedewerkers begonnen meteen met het verzamelen van informatie over de slachtoffers. Dat was de belangrijkste opdracht van dat moment. Bij zo'n groot ongeluk is het ontzettend moeilijk om de juiste gegevens te verzamelen. Zo bleek er geen nauwkeurige passagierslijst te zijn. En bij de namen die er wel op stonden, ontbrak de nationaliteit. We waren zeer huiverig om valse hoop te wekken of onnodig leed te veroorzaken. Tegelijkertijd verlangden nabestaanden natuurlijk naar informatie en duidelijkheid.

 

Dat was een groot dilemma. Samen met de vliegtuigmaatschappij, buitenlandse ambassades, reisbureaus en Nederlandse gemeenten konden we pas na ruim een dag met zekerheid de lijst vaststellen.

 

Dankzij de draaiboeken konden we snel zinvol aan de slag. Omdat we wisten wie we moesten benaderen bij bijvoorbeeld overheid, politie, brandweer en ziekenhuizen. En hoe we die mensen, ook in de vroege ochtend, konden bereiken. Natuurlijk is altijd improvisatie nodig.

 

Toen we hoorden dat er een overlevende was, ging een ambassademedewerkster langs alle ziekenhuizen om hem te vinden. Ze heeft uren aan zijn bed gezeten om zijn identiteit vast te stellen. Hoe je dat aanpakt, staat niet in een draaiboek.'

 

Hoe verliep de samenwerking met de Libische autoriteiten?

'Het dictatoriale bewind van Khadaffi had doorgaans een vijandige houding tegenover Westerse ambassades. Ook nu verliep de samenwerking in eerste instantie erg stroef.

 

De Libische autoriteiten hadden een buitenlands bedrijf voor de crisiscoördinatie en de identificatie ingehuurd. Maar de Nederlandse regering wilde onder geen beding dat de Nederlandse slachtoffers volgens onbekende procedures geïdentificeerd zouden worden door een commerciële instelling.

 

De Nederlandse ambassade kreeg de opdracht bij de Libiërs te eisen dat het LTFO het werk zou doen. In lange, hoogoplopende discussies heb ik voortdurend benadrukt dat het merendeel van de slachtoffers Nederlands was. En dat wij daarom recht hadden te bepalen hoe de identificatie zou plaatsvinden. Libië had bovendien nog nooit zo'n ramp meegemaakt.

 

Het beschikte niet over de ervaring, mensen, technieken en materialen om de identificatie op korte termijn en op de juiste manier uit te voeren. Uiteindelijk bleken de autoriteiten bereid tot een compromis. Het LTFO zou alle niet-Libische slachtoffers identificeren. Het bedrijf van de Libiërs zou zich beperken tot de eerste opvang van de nabestaanden en het verzamelen, rubriceren en terugsturen van persoonlijke eigendommen. Zo werd het een gezamenlijke opdracht. Tientallen Nederlandse LTFO-experts zijn dag en nacht bezig geweest de slachtoffers te identificeren. Ze sliepen nauwelijks, werkten zeven dagen per week. Uiteindelijk hebben ze een maand nodig gehad. Ik ben geen expert, maar dat vind ik snel.

 

Gaandeweg raakten de Libiërs steeds meer onder de indruk van de professionele manier van werken van het LTFO. Uiteindelijk hebben de Libiërs er alles aan gedaan om de slachtoffers zo snel mogelijk te kunnen identificeren en repatriëren. De samenwerking werd zelfs zo hecht dat Libische identificatie-experts tegenwoordig een opleiding in Nederland volgen.'

 

Wat was de rol van de ambassade tijdens de identificatie?

'De ambassademedewerkers zorgden ervoor dat alle vereiste documenten klaar lagen voor de repatriëring. Zodra een lichaam was geïdentificeerd, moesten we naar de rechter. Om aan te tonen van wie het lichaam was én dat het een Nederlander was. De rechter wil natuurlijk tot de allergrootst mogelijke zekerheid weten dat de informatie klopt. Pas dan draagt hij het lichaam over aan de Nederlandse ambassade.

 

Dit is een bureaucratisch en tijdrovend karwei, waar dan ook ter wereld. De nabestaanden hoopten natuurlijk dat hun geliefden zo snel mogelijk thuis zouden zijn. Maar we wilden dat zij er absoluut zeker van konden zijn dat het om het juiste lichaam ging. Snelheid is goed, maar het mag nooit ten koste gaan van zekerheid.

 

Voor elk van de Nederlandse slachtoffers hebben we bij hun vertrek naar Nederland op het vliegveld een afscheidsceremonie gehouden. Daarbij was een delegatie van de Nederlandse ambassade aanwezig en een afgevaardigde van de Libische autoriteiten. We hielden een minuut stilte en legden een Nederlandse vlag over de kist. Zo namen we van elk slachtoffer afscheid.'

 

Welke impact heeft het ongeluk op u gehad?

'Die eerste periode was het onze hoofdtaak ervoor te zorgen dat de slachtoffers zo snel mogelijk naar huis konden. Ik had het te druk om stil te staan bij het ongeluk. De volle omvang van het menselijk leed werd mij pas echt duidelijk toen ik eind juli een paar dagen met een grote groep nabestaanden optrok. Zij kwamen op uitnodiging van de Libische autoriteiten naar Libië. Ze brachten een aantal dagen door in Tripoli en bezochten de rampplek.

 

Het was aangrijpend om zoveel mensen te ontmoeten die zo recent vaak meerdere dierbaren waren verloren. De gesprekken en ontmoetingen met hen hebben een enorme indruk op mij gemaakt. Ik zal bijvoorbeeld nooit vergeten dat een moeder een apothekersdoosje van haar zoon vond tussen de miljoenen brokstukken. Zijn naam stond er nog duidelijk leesbaar op. Op de plek waar hij het leven liet, leek zij beter te kunnen berusten in het verlies van haar kind. Uit de reacties van nabestaanden heb ik begrepen dat deze reis voor velen een belangrijk element vormde in het verwerkingsproces.'

 

U bent inmiddels geen ambassadeur meer. Heeft uw opvolger nog veel te maken met het ongeluk?

'Jazeker. Nog steeds is de oorzaak van het ongeluk niet bekend. De Nederlandse ambassade en de ambassades van de andere slachtoffers zullen bij de Libische autoriteiten op eerlijk en open onderzoek blijven aandringen. Mijn opvolger trad kort voor de opstanden aan. Al snel brak de oorlog uit. De ambassade was in die tijd gesloten. Er was geen contact meer met de autoriteiten. Nu gaan de ambassades zo langzamerhand weer aan de slag. Dat is hét moment om de contacten opnieuw op te bouwen. En te blijven aandringen op onderzoek. Zodat er zo gauw mogelijk duidelijkheid komt over het ongeluk.'

 

'Er is een gat geslagen dat nooit meer dichtgaat'

Thea Beekman verloor haar man Tom bij de Herculesvliegramp in Eindhoven. In 1996 stortte het vrachtvliegtuig neer met aan boord het Fanfare Korps van de Koninklijke Landmacht. Thea bleef achter met een zoon van vier jaar. 'Na al die jaren is het verdriet er nog steeds.'

 

'Mensen denken dat verdriet slijt na zoveel jaar. Dat is niet zo. Er is een gat geslagen dat nooit meer dichtgaat. Ik denk er nog vaak aan, op willekeurige momenten. De laatste tijd praat ik ook veel met mijn zoon Joost over zijn vader. Hij is nu twintig en heeft veel vragen over zijn karakter. Heb ik dit nu van mama? Of van papa? Joost is behoudend en voorzichtig. Dat zit in hem als een blauwdruk, hij was pas vier toen zijn vader overleed.

 

Mijn man Tom was dirigent van het Fanfare Korps van de Koninklijke Landmacht. De fanfare was een weekje naar Italië geweest om op te treden. Bij terugkomst in Eindhoven ging het mis. Het vliegtuig belandde naast de baan en vloog in brand. Toen ik het die avond op de radio hoorde, stond ik aan de grond genageld en ik viel bijna flauw van schrik. Ik wist al dat hij erin zat. Ik had er over gedroomd.

 

Pas de volgende ochtend vertelde ik het aan Joost. Ik ben op de rand van zijn bed gaan zitten en vertelde hem dat zijn papa was doodgegaan. Met een vliegtuig van Lego heb ik het ongeluk nagespeeld. Hij begreep het, maar voor zo'n jong kind begint de dag erna gewoon opnieuw: hij wil eten, slapen en spelen. Dat ging gewoon even niet. Vanwege alle hectiek rondom het regelen van de begrafenis en bezoek dat langskwam. Joost zijn leven stond toen ook even stil. Dat vond ik erg vervelend, ik wilde hem beschermen.'

 

Toen

'Ik vond het verschrikkelijk moeilijk om Toms begrafenis te regelen. Ik was nog aan het rouwen om mijn vader die tien maanden eerder overleed. En nu moest ik wéér, dat wilde ik niet. Ik was zo moe en tegelijkertijd boos op mezelf omdat ik het niet kon. Maar ik wilde per se de regie in handen hebben bij de begrafenis van mijn maatje. Ik wilde dat met hetzelfde gevoel regelen als toen we ons huwelijk vierden en dolgelukkig waren met de geboorte van Joost. Niet dat Toms begrafenis een feest was, maar ik organiseerde het met hetzelfde gevoel: met hart en ziel. Ik heb een jaar lang geen steen op zijn graf laten leggen. Ik wilde dat Joost het losse zand kon aanraken en erop kon staan. Zo waren we dichter bij Tom, dan wanneer er zo'n zware grote steen op zou liggen.

 

Om me op te beuren zeiden mensen soms oenige dingen. "Je mag blij zijn dat je nog een kind hebt. Dan ben je niet alleen en heb je nog wat om voor te zorgen.” Dat deed pijn. Zo'n opmerking maakte me alleen maar verdrietiger. Want Tom had het opgroeien van zijn zoon natuurlijk willen meemaken. Een kind opvoeden hoor je met z'n tweeën te doen. Daarnaast had ik niet alleen mijn eigen verdriet, maar ook het verdriet van mijn kind te dragen. Dat is heel zwaar. Voor Joost vond ik het eigenlijk erger dan voor mezelf. Hij moet nu zijn vader missen. Een halfjaar na de begrafenis bleven veel mensen langskomen. Hoewel dat heel fijn was, kostte het bezoek me ook veel energie. Ik wilde de mensen goed verzorgen. Vaak had ik pas na middernacht wat tijd voor mezelf. Dan deed ik de afwas en las ik de krant. Tot er een moment kwam dat ik zó moe was, dat ik geen boodschappenbriefje meer kon schrijven. Ik was het helemaal kwijt. Dit gaat fout, dacht ik. Dit kan zo niet, dus daar móet ik wat aan doen. Ik ging met Joost op vakantie.'

 

Omslagpunt

'Joost was vaak degene die zinnige dingen zei over het leven. Soms waren dat echt eye-openers voor me. Ook jaren na het ongeluk. Zo wees ik hem in de lente op een mooie blauwe hemel. Hij zei: "Ik vind het in de nacht eigenlijk mooier. Dan zie ik de sterren en dan kan ik veel verder kijken dan nu.” Je kunt inderdaad in het donker de lichtpuntjes veel beter zien. Door dit soort opmerkingen van Joost zag ik weer de mooie kanten van het leven.

 

Bezig zijn trok mij door de moeilijke momenten heen. Dan ging ik bijvoorbeeld met de honden door het bos wandelen. Daar gebeurt zo veel, ritselende bladeren, fluitende vogels. In het bos ligt mijn aandacht bij alles wat er op dat moment gebeurt. Ook schilderen, beeldhouwen en dichten hielp mij om weer even ergens anders aan te denken. Betaald werk zat er helaas niet meer in. Net voordat Tom omkwam, werd ik afgekeurd vanwege mijn rug. Ik ben vrijwilligerswerk gaan doen. Ik las een affiche over welzijnswerk voor ouderen, ze zochten ervaringsdeskundigen die ouderen wilden begeleiden bij rouwverwerking. Daarvoor volgde ik een training over rouwverwerking. Het belangrijkste dat ik daar leerde, was dat je moet rouwen op je eigen manier. Dat heb ik zelf ook zo ervaren. Ik kon niet stilzitten en wilde dingen gaan doen. Blijkbaar was dat mijn manier van verwerken. Dat geef ik ook mee aan de mensen die ik begeleid. Wil je het verhaal honderd keer vertellen? Zoek dan iemand die het ook de honderdste keer nog wil horen. Alles kan en niets moet. Kijk nooit naar een ander, maar kijk naar wat je zelf wilt. Ik wilde bijvoorbeeld heel graag een brievenbus op het graf van Tom zetten. Zodat bezoekers er brieven naar Joost en mij in konden stoppen. Misschien zouden mensen dan vertellen over hoe ze Tom leerden kennen of wat hij betekende voor hen. Ik durfde dat toentertijd niet, omdat ik wist dat de familie dat gênant vond. Nu heb ik er spijt van, want ik denk dat Joost veel steun zou hebben gehad aan die berichten.'

 

Nu

'Inmiddels ben ik hertrouwd met Jan. Toen Joost zeven was, gingen we samen naar een concert van een jeugdorkest. Daar sprak Joost na afloop van het concert met Jan. Van een afstandje zag ik dat ze een heel leuk gesprek voerden. Dus ik werd nieuwsgierig. Een halfjaar nadat ik Jan ontmoette, werd hij dirigent van de heropgerichte fanfare, net als Tom toentertijd. Nu ben ik gelukkig, maar niet meer met diezelfde kinderlijkheid als vroeger. Ik weet nu dat het leven heel pittig kan zijn. Dat het kan gebeuren dat iemand niet meer thuiskomt.

 

Intussen is de oorzaak van het ongeluk nog steeds niet opgehelderd. De afgelopen zestien jaar kreeg ik heel wat rapporten en onderzoeken over de ramp toegestuurd. Begin 2012 verscheen er een boek over de Herculesramp. Het kost me heel veel energie om te zoeken naar de waarheid. En die energie had ik hard nodig voor het rouwproces. Om weer te kunnen gaan leven in plaats van overleven. Daarom deed en doe ik er helemaal niets mee. Bovendien verandert met de waarheid niet mijn gemis. Ik kan er nu goed mee omgaan. Maar wanneer ik me besef dat ik bijvoorbeeld nooit meer met Tom in de zon kan gaan zitten, is dat heel pijnlijk. Tom zit ingesloten in mijn hart en dichterbij kun je niet zijn.'

 

‘Het voelde veilig en vertrouwd om bij Anjo te zijn’

Kelly (24) en Mindy (28) verloren hun ouders Wilma en Jean bij de vliegtuigcrash. De eerste zes weken na de crash waren zij dagelijks bij hun tante Anjo (49), de zus van Wilma. 'Voor de meiden kan ik natuurlijk nooit hun moeder zijn, maar ik ben er wel altijd voor ze.'

 

Anjo: 'We willen de herinnering aan Wilma en Jean levend houden. Het waren mensen die genoten van iedere minuut en die met een positieve instelling door het leven gingen. Ze wilden veel van de wereld zien toen de kinderen het huis uit gingen. Vanaf dat moment maakten Wilma en Jean eens per jaar een grote reis.'

 

Kelly: 'Zoals mijn ouders genoten van het leven, zo wil ik dat ook doen. Juist in deze moeilijke tijd. Samen met mijn zusje ga ik bijvoorbeeld een week naar New York.'

 

Mindy: 'Natuurlijk stap ik wel met een ander gevoel het vliegtuig in, maar ik ben niet bang. Als het vliegtuig neerstort, jammer dan. En daarbij, hoe groot is die kans?'

 

Anjo: 'Dat was ook de instelling van hun ouders. Als er iets gebeurt, dan merk je er toch niets van. Ondanks die nuchtere instelling maakte Wilma zich druk om de aswolk boven IJsland. Ze wilde de reis naar Afrika verzetten, want ze was bang. Maar dat ging niet meer. Wilma heeft voor haar vertrek bij mijn moeder aan de keukentafel nog gezegd: "Ik wil nog niet dood.” Mijn moeder denkt vaak aan dat moment en heeft het er erg moeilijk mee. Ze denkt dat ze haar dood misschien had kunnen voorkomen.'

 

Anjo: 'Mijn hart zat in mijn keel toen ik hoorde dat Jean en Wilma in het vliegtuig zaten. Ik pakte direct mijn spullen en stapte in de auto om Kelly en Mindy van hun werk te halen. Zonder erbij na te denken hield ik me onderbewust aan mijn belofte aan Wilma en Jean: we zorgen voor elkaars kinderen als er iets gebeurt.'

 

Mindy: 'Anjo stond ineens voor mijn neus. Ze zei: "Kind, er is een vliegtuig neergestort en het kan zijn dat je pap en mam er in zitten.” Dit kan niet, dacht ik.'

 

Kelly: 'Het zal wel niet zo zijn, dacht ik toen Anjo me vertelde over de crash. Ik klampte me vast aan de woorden "het kan zijn dat ze er in zitten” Niets was nog zeker.'

 

Anjo: 'Voor de kinderen heb ik diezelfde dag nog kalmeringstabletten gehaald bij de huisarts. Ze waren zo overstuur. Daarna moest ik het nieuws ook nog aan mijn ouders vertellen. Beiden zijn in de tachtig. Daar zag ik enorm tegenop. Ik vroeg de arts om met me mee te gaan. Mijn moeder deed huilend open, ze wist het al. Ze had zelf via teletekst ontdekt dat het vliegtuig was gecrasht.'

 

Kelly: 'In de huiskamer van Anjo drong het pas echt tot me door. Maar verder kan ik me maar weinig herinneren van de eerste dagen na de crash. Ik was in shock.'

 

Samen

Anjo: 'Wilma en haar gezin kwamen altijd al veel bij mij over de vloer. En andersom. Als vanzelf werd mijn huis een ontmoetingsplek na de ramp. Mijn woonkamer zat elke dag vol vrienden en kennissen die ons steunden. Ik kon hier goed voor de kinderen én voor mijn ouders zorgen. Vanuit mijn huis zijn we Jean en Wilma samen gaan 'zoeken'. Op internet en telefonisch zochten we naar duidelijkheid over hun lot. De eerste dag én nacht belden we continu met Afriqiyah Airways, met KLM en met Buitenlandse Zaken.'

 

Mindy: 'Het voelde veilig en vertrouwd om bij Anjo te zijn in deze chaotische tijd. We kwamen er voor de ramp al regelmatig. Nu waren Kelly en ik er zes weken lang haast elke dag: vanaf de dag van de crash tot de begrafenis van pap en mam.'

 

Anjo: 'Ook de familierechercheurs kwamen bijna dagelijks op bezoek om ons op de hoogte te houden. Voor elk nieuwtje, hoe klein ook.'

 

Kelly: 'De familierechercheurs waren de enige betrouwbare bron van informatie. Via de media werden regelmatig onwaarheden de wereld in geholpen. Zoals het krantenbericht dat alle slachtoffers al in Nederland waren, terwijl ze in Tripoli nog bezig waren met de identificatie. Dat was frustrerend en kwetsend, want onze ouders waren toen nog niet gevonden.'

 

Anjo: 'In dit huis was een hoop verdriet. Maar ik kon Mindy en Kelly veel mooie dingen vertellen over hun jeugd. En over hun ouders. Maanden na de crash werd het geheugenkaartje van de fotocamera teruggevonden tussen de brokstukken.'

 

Kelly: 'We kregen enkele foto's terug. Dat was heel fijn, maar heftig. Op die foto's staan naast mijn ouders ook mensen die nu allemaal dood zijn. Toch zijn die beelden heel waardevol, ook voor andere nabestaanden. Daarom hebben we ze doorgestuurd.'

 

Briefjes

Mindy: 'Mam is op 1 juni geïdentificeerd. Ze is naar Schiphol gebracht en is daar gebleven tot pap ook gevonden was.'

 

Kelly: 'De rechercheurs raadden ons af om in de kisten te kijken. Voor ons gevoel hebben we geen afscheid van ze kunnen nemen. Dat vind ik nog steeds erg moeilijk.'

 

Anjo: 'Om toch afscheid te nemen, wilden we via een medium in contact komen met Wilma en Jean. We zijn er met z'n drietjes heengegaan.'

 

Kelly: 'Dat bracht rust. Ik was zelfs opgewekt, omdat ik even contact had met pap en mam.'

 

Anjo: 'Via het medium liet Wilma weten dat we er goed aan hadden gedaan om niet in de kisten te kijken. Dat was een geruststelling, want Kelly en ik twijfelden toentertijd of we niet tóch wilden kijken. Als we ze alsnog zouden willen zien, kan dat. De foto's van de lijkschouw worden namelijk bewaard.'

 

Mindy: 'Eerst wilde ik die foto's absoluut niet zien, maar de drang om dat wel te doen, wordt steeds sterker. Dan heb ik tenminste écht gezien dat ze dood zijn. Hoewel ik het wel weet, denk ik soms toch dat ze nog op vakantie zijn.'

 

Anjo: 'Ik maakte me in de eerste weken na de crash ernstig zorgen om Kelly. Ze lag stilletjes op de bank en het leek alsof het licht uit haar ogen verdwenen was. Er moest een manier zijn om haar op te peppen. Die vond ik.'

 

Kelly: 'Ik kreeg weer energie toen Anjo me vertelde dat ik nog één ding kon doen voor mijn ouders: een mooie begrafenis regelen. In ons ouderlijk huis vonden Mindy en ik briefjes van mam. Daarin beschreef ze hoe haar uitvaart eruit moest zien.'

 

Mindy: 'Later vonden we nog zo'n briefje, met de naam van een gospelkoor. Dat koor was bij de uitvaart van pap en mam op 19 juni. Het is ons gelukt het te doen zoals zij dat wilden, dat geeft een heel fijn gevoel.'

 

Positief

Mindy: 'Het leven gaat door, maar het is verschrikkelijk moeilijk. Ik heb dagen dat ik helemaal nergens zin in heb. Mijn ouders gaven aan alles een positieve draai. Dat probeer ik nu ook te doen, zodat ik mijn leven weer op kan pakken. Na de crash sloot ik me aan bij een sambaband. Als ik kwaad of verdrietig ben, sla ik heel hard op mijn trommel. Maar als dat niet genoeg is, kan ik gelukkig ook altijd bij mijn tante terecht.'

 

Kelly: 'Ik ben in het huis van mijn pap en mam gaan wonen. Ik woonde namelijk in dezelfde straat, en ik zou het niet kunnen verdragen als er andere mensen in het huis zouden wonen. Dus ben ik er zelf ingetrokken. Maar dat helpt totaal niet bij de verwerking. Alles herinnert me aan mijn ouders. Als ik 's avonds op de bank zit, dan denk ik nog altijd dat ze zo binnen kunnen lopen. Hoewel het niet makkelijk is, heb ik er geen spijt van.'

 

Anjo: 'Ik mis mijn zus, mijn vriendin, mijn steun en toeverlaat. Ze nam altijd het voortouw: regelde de leuke uitstapjes met vrienden en familie. Weekendjes weg en dat soort dingen doen we niet meer. Het is te confronterend nu Wilma en Jean daar niet meer bij zijn. Hoewel Kelly en Mindy niet meer elke dag bij mij over de vloer komen, blijf ik trouw aan de belofte die ik aan Wilma en Jean deed. Voor de meiden kan ik natuurlijk nooit hun moeder zijn, maar ik ben er wel altijd voor ze. Ik ben trots op hoe ze het doen.'

 

Nu ben ik vooral dankbaar’

'Blijf toekomst zien’, is het advies van Lis Poiesz (44) aan iedereen die een geliefde verliest.Bij  de crash kwam haar man om, Marcel Poiesz (42), de jeugdliefde met wie ze al 26 jaar samen was. Ze bleef  achter met hun twee kinderen, Lara (16) en Thomas (8). Ondanks de klap behield Lis haar optimisme en humor. 'Blijven lachen is erg belangrijk. Huilen doe je toch wel.’

 

'Op de ochtend van de crash zat ik met mijn zoontje Thomas aan de keukentafel. Die was toen zes. Ik zei: "Fijn hè, dat papa vandaag weer thuiskomt.” En zonder op te kijken, antwoordde hij: "Papa komt nooit meer thuis.” Het volgende moment keek ik naar De Telegraaf op mijn laptop en zag ik: DRAMA TRIPOLI.

 

In de twee jaar daarvoor had Thomas regelmatig gezegd dat er 'rook en vuur' zou zijn, de volgende keer dat we zouden vliegen. Hij was daar erg hardnekkig in. Wat moet je daar nou mee? We waren in die twee jaar dan ook maar niet meer met het vliegtuig op reis geweest.    Maar in mei 2010 ging Marcel wel nog even een weekje naar Zuid-Afrika, om daar het landgoed  van  zijn ouders te bezoeken. Aan het begin van de terugreis stuurde hij me nog een sms vanuit het vliegtuig. Ik wist daarom zeker dat hij erin zat.

 

Dus toen ik die krantenkop las over de crash, besefte ik meteen dat het om Marcel ging, en dat hij omgekomen was. Daar twijfelde ik geen moment over.'

 

Gezellig

'Marcels lichaam kwam zo'n twee weken na het ongeluk terug op Schiphol. Z'n vader heeft hem daar opgehaald. Ik wilde er niet heen. Ik dacht: je had beloofd weer thuis te komen, dus doe dat eerst maar eens. Het was een prachtige dag toen hij uiteindelijk kwam. De kist werd geplaatst in het koetshuis van zijn ouderlijk huis. Het leek nu een soort kapelletje. Ik ben op een afstandje in de tuin gaan zitten om te kijken hoe alles in orde gemaakt werd. Pas toen alles op me was ingewerkt, ben ik naar zijn kist gelopen. Hij was terug!

 

De dagen voor de begrafenis bleef het warm en zonnig. Veel mensen kwamen condoleren. De kinderen renden achter elkaar aan, soms vlak langs de kist. Er hing een ongedwongen sfeer. Dat vond ik erg fijn, want ik vertikte het om in een rij te staan en handjes te schudden. En ja, het klinkt misschien vreemd, maar het was ook gewoon gezellig. Na de uitvaartdienst was er een samenzijn in de prachtige binnenplaats van een kloosterkerk. Met de kinderen ben ik daar gebleven, want ik wist: na een uitvaartdienst is het altijd gezellig en spreek je familie die je jaren niet gezien hebt. Marcel werd door zijn ouders naar het crematorium gebracht. Ik vond dat op die manier de cirkel rond was. Hij is bij hen geboren en zij brachten hem weg.

 

Behoefte om Marcels lichaam nog te zien, had ik niet. Niet in de kist en ook niet op de foto's van het forensisch team. Ik heb z'n trouwring teruggekregen. Dat is voor mij het belangrijkste. Ik heb dan ook nooit getwijfeld of hij het wel echt was die in de kist lag.'

 

Beatrix

'Van de verschillende bijeenkomsten en herdenkingen voor nabestaanden maakte die met de koningin Beatrix de meeste indruk. Dat was een paar weken na de crash, toen alle uitvaarten achter de rug waren. Om de kans te vergroten dat we haar nog even te spreken zouden krijgen, hebben we Thomas een tekening laten maken voor de koningin. En dat werkte! "O, wat een mooie tekening”, zei de koningin. Waarop Thomas tegen haar riep: "Ja, die is voor JOU!”

 

Mooi was ook de herdenking op 12 mei 2011, een jaar na de crash. Lara was gevraagd om op het podium rozen in een vaas te plaatsen, voor elk slachtoffer één, terwijl hun namen werden voorgelezen. Een hele eer voor haar. Het was fijn om toen weer eens te kunnen praten met andere nabestaanden, met wie ik via de besloten website voor nabestaanden ook al contact had gehad. Van de mogelijkheid om naar de rampplek in Tripoli te gaan heb ik trouwens geen gebruik gemaakt. In dat vreemde land heb ik helemaal niks te zoeken.'

 

Lachen

'De huid op mijn arm deed gewoon pijn van verdriet, tijdens de eerste weken na het ongeluk. Ik was zó blij dat het tenminste zomer was, dat ik buiten kon liggen en de zon op mijn huid kon voelen om iets te ontspannen. In die tijd waren er altijd wel mensen op bezoek. Er werd goed voor me gezorgd. Een groep bevriende buurvrouwen had zelfs een schema gemaakt voor wie er op welke dag zou koken. Daar was ik erg dankbaar voor. Snel wilde ik ook wel weer terug in mijn oude ritme, vooral voor de kinderen. Dus zocht ik weer de dagelijkse routine. Hup, 's morgens lippenstift op, Thomas naar school brengen en het dorp in om boodschappen te doen.

 

Samen met vriendinnen besloot ik dat er ook gewoon van het leven genoten moest worden. En dat deden we. Dagjes strand, een middag high tea, maakt niet uit wat, als het maar vrolijkheid gaf. Want daar had ik veel behoefte aan. Er is een foto van een dag in juni waarop ik met mijn nicht en een groep buren naar het strand was gegaan. Op die foto zitten we zó hard te lachen. Ik heb 'm in mijn dagboek geplakt. Blijven lachen is erg belangrijk. Huilen doe je toch wel. Een halfjaar lang heb ik bijna iedere avond iemand huilend opgebeld. Juist dan is het goed om ook nog humor te blijven hebben. Ik viel bijvoorbeeld flink wat kilo's af, in die tijd. Toen zei een collega: jij doet het crashdieet. Ja, dat is toch gewoon grappig?'

 

Dankbaar

'Van andere nabestaanden hoorde ik wel eens de verzuchting: kon ik maar een jaar terug, naar de tijd vóór het ongeluk. Terwijl ik vanaf dag één juist heel sterk dacht: kon ik maar een jaar vérder zijn. Mijn advies aan iedereen die zo'n verlies te verwerken krijgt, is dan ook: blijf toekomst zien. Hoe ellendig je je ook voelt, de volgende dag kan het weer anders zijn. Kijk verder dan je neus lang is. In de winter is er voor mij bijvoorbeeld weer het vooruitzicht van de zomer. Kunnen we fijn naar het strand. Daar kijk ik naar uit.

 

Over mijn relatie met Marcel voel ik me nu vooral dankbaar. Hij was een geweldige vent, ontzettend grappig, en een goede vader voor zijn kinderen. Ik ben dankbaar dat ik ruim vijfentwintig jaar lang heb mogen genieten van hem en zijn liefde. Dat is meer dan een hoop anderen in hun hele leven, denk ik. En natuurlijk, er is een eind aan gekomen. Maar vanaf het begin heb ik wel zijn stem in mijn achterhoofd gehad: "Lis, ga door, blijf gelukkig.” En daar leef ik graag naar. Niet dat ik zijn stem altijd gehoorzaam, hoor. Hij zou nooit hebben gewild dat ik mijn geld uitgaf aan een splinternieuwe auto. Dan hoor ik hem zeggen: als je wegrijdt bij de dealer, is hij al de helft minder waard. Maar dan denk ik: ja, dan had je maar niet dood moeten gaan.'

 

Lara Poiesz (16):

'Je hoort wel eens verhalen van andere mensen die zich een maand later nog precies zo verdrietig en slecht voelden als op dag één. Dan vind ik het toch knap van onszelf dat we ons leven weer zo goed hebben kunnen oppakken. Ik had een dag na het ongeluk alweer een moment waarop ik even in de lach schoot, tijdens een gesprek met vriendinnen. Daar voelde ik me meteen wel schuldig over. Die maandag erna ben ik ook gewoon weer naar school gegaan. Tijdens elke nieuwe les kwamen de docenten naar me toe om te vragen hoe het ging. Dat was helemaal niet fijn. Om dat verhaal acht keer opnieuw te moeten vertellen. Ik heb tegen mijn vriendinnen vooral gezegd: luister, ik ben niet zielig, ik heb alleen geen vader meer.’

 

Als er ooit een dag komt, en we niet meer samen zijn ... moet je dit altijd onthouden: Je bent moediger dan jezelf geloo sterker dan je lijkt en slimmer dan je denkt. Maar het allerbelangrijkst is, zelfs als we niet meer samen zijn zal ikaltijd bij je zijn. (uit: Winnie de Poeh, A A Milne)

'Verhalen over Joëlle doken ineens overal op’

Familie Van Noppen

 

Als zangeres in de meidenband WOW! werd Joëlle van Noppen (30) een Bekende Nederlander. Ze was fanatiek salsadanseres en stond op het punt om weer als zangeres met een nieuw duo op te treden. Toen ze bij het vliegongeluk omkwam, liet ze dochter Dana (nu 8) achter. Vader Willem en moeder Yvonne van Noppen bekommerden zich om hun kleinkind. Het verlies van Joëlle heeft hun leven ingrijpend veranderd. Evenals dat van hun drie andere dochters, onder wie Nathalie.

 

Willem (vader): 'Ik hoop dat ze me niet vergeten als ik er niet meer ben. Dat zei Joëlle altijd. Tijdens haar leven stond ze graag in de schijnwerpers. Als zangeres, als danseres. Een echt podiumbeest. Daarom vertellen we ook graag over haar. Zodat ze niet vergeten zal worden.'

 

Nathalie: 'Joëlle was op bezoek gegaan bij een vriendin in Zuid-Afrika. Op de dag dat ze zou terugkomen, las ik op internet het nieuws over de ramp in Tripoli. Ik dacht nog: sjonge, je zal erin zitten. Het zijn van die berichten waar je even bij stilstaat, om daarna weer verder te gaan met de orde van de dag. Een paar uur later belde mijn moeder. Ze zei: "Naat, Joëlle zat in dat vliegtuig. Ze heeft ons niet meer ge-sms't.” Mijn reactie was: dat kan helemaal niet, misschien is haar telefoon leeg.'

 

Yvonne (moeder): 'Bij ons thuis kwamen intussen steeds meer bezorgde mensen langs. De hele kamer stond vol. Van familie en vrienden tot de huisarts aan toe. Er was veel spanning en verwarring. We zochten overal naar de bevestiging dat Joëlle daadwerkelijk in het vliegtuig zat. Maar die bleef nog uit.'

 

Nathalie: 'Tot we van de luchtvaartmaatschappij te horen kregen dat het inderdaad haar vlucht was en dat ze was ingestapt. Toen viel alles weg onder me. Tot zeven uur 's avonds heb ik voor het raam staan kijken of haar autootje toch nog om de hoek zou komen. We konden het gewoon niet geloven. Je wéét het wel, maar je gevoel wil er niet aan. En we hebben zó vaak naar haar mobiele telefoon gebeld. Die ging dan heel lang over. Mijn hart ging telkens als een gek te keer. Maar uiteindelijk kregen we toch weer de voicemail.'

 

Media

Nathalie: 'Op televisie zagen we die eerste dag de beelden van de ramp. Die leken helemaal niet over mijn zusje te gaan. Maar op dag twee werden we ruw wakker geschud. We zaten met z'n allen op de bank. RTL Boulevard stond op. Ineens ging het over Joëlle en kwam er - patsboem - een foto van haar met Dana in beeld. Van Hyves geplukt, blijkbaar. Dat kwam zó hard bij ons binnen. Mijn kinderen begonnen meteen te huilen. Even later hingen er geschokte kennissen aan de lijn die nog niet waren ingelicht. Ik was heel verontwaardigd dat we niets van deze uitzending afwisten.'

 

Willem: 'Verhalen over Joëlle doken daarna overal op. Van lokale tot landelijke kranten, ook in België. Dat was best lastig. Ook de kinderen schrokken er telkens opnieuw van. Dana, die toen zes was, snapte ook niet goed dat haar moeder bekend was, en dat ze daarom al die aandacht kreeg.'

 

Nathalie: 'We durfden amper nog de televisie aan te zetten. Mijn ene zus woont in België, die liep in de supermarkt ineens tegen een voorpaginafoto van Joëlle aan. In die eerste weken waren er veel van dat soort onverwachte artikelen en televisie-items. Later werden we door weekbladen en om roepen wél steeds vooraf gevraagd om interviews. Dan heb je alles meer zelf in de hand. Op een aantal van die verzoeken zijn we ingegaan. En op sommige niet. Zoals een blad dat in combinatie met een interview meteen ook een modeshoot wilde doen. Toen zeiden we: bekijk het maar.'

 

Willem: 'Ik ben best te spreken over hoe de media ons verhaal hebben gebracht. De begrafenis is door Omroep Zeeland keurig in beeld gebracht. Daar was ook toestemming voor gevraagd. De NOS heeft de herdenkingsdienst van eind juni mooi en respectvol gefilmd. Niet sensatiebelust. En na het bezoek van Dana's vader aan de herdenking in Tripoli is daarover een goede reportage van Nieuwsuur uitgezonden. Daarna was het een tijdje wat stiller. Maar een jaar na de vliegramp begon het hele circus opnieuw: Libelle, Vriendin, en twee keer een groot verhaal in De Telegraaf.'

 

Spijt

Willem: 'Ik heb er spijt van dat ik niet zélf naar die herdenking in Tripoli ben geweest. In plaats daarvan zijn de vader van Dana en de man van Nathalie gegaan. Van tevoren was ons niet duidelijk dat dat hele vliegtuig daar nog gewoon lag. Ik dacht dat er alleen een monumentje stond, dus ik hoefde daar niet per se heen.'

 

Nathalie: 'We hebben de mannen daarom totaal niet kunnen voorbereiden op wat ze te zien zouden krijgen. De rampplek maakte dan ook grote indruk op ze. Bij terugkomst waren ze erg in zichzelf gekeerd. Konden niet meer aan het werk. Via Slachtofferhulp Nederland zijn er twee traumapsychologen gekomen om ze te helpen. Heftige gesprekken waren dat. Bij een paar ervan was ik zelf aanwezig. Er kwamen zoveel emoties los, ik moest er bijna van overgeven. Na zo'n gesprek voel je je hartstikke rot en helemaal leeg. Maar vervolgens gaat het met de dag beter. Die psychologen hebben fantastisch werk gedaan.'

 

Willem: 'Spijt heb ik ook dat we Joëlles lichaam niet hebben bekeken. De familie-rechercheurs hadden ons dat sterk afgeraden. En de begrafenisondernemer zei: "Zoiets heb ik nog nooit gezien.” Maar ik kan het iedereen aanraden om toch visueel afscheid te nemen. Anders mis je een deel van de verwerking.'

 

Nathalie: 'Als iemand een week eerder nog vrolijk op vakantie is gegaan, en je die daarna ongezien moet begraven, dan kun je nauwelijks afscheid nemen. Door die waarschuwingen over de toestand van het lichaam kreeg ik bovendien allerlei waanbeelden. De vraag hoe Joëlle er nu precies uit had gezien, bleef maar in mijn hoofd rondmalen. Was het werkelijk zo verschrikkelijk? Dus toen we in december de foto's konden bekijken, dacht ik: laat nu maar eens zien ook. En het bleek dat de beelden in mijn hoofd erger waren dan de foto's. "Het is knap als je er nog iemand in herkent”, zeiden de mensen die de foto's lieten zien. Maar toen ik ze zag, was me in één oogopslag duidelijk dat het mijn zusje was dat daar op dat blauwe zeil lag. En ik verlangde er enorm naar dat ik haar nog even in het echt had gezien.'

 

Herinnering

Yvonne: 'Bij het vertrek van Joëlle was Dana in alle staten. Ze had haar moeder vooraf met klem gevraagd om niet met het vliegtuig te gaan. Toen Joëlle toch vertrok, klampte ze zich vast aan het raam, en huilde: "Nu komt mama nooit meer terug!” Ze had geen enkele interesse voor de e-mails van haar moeder uit Zuid-Afrika. En ze is nog tot een halfjaar na de ramp kwaad gebleven dat haar moeder tóch op reis was gegaan. Pas in november zei ze: nu ben ik niet meer boos op mama.'

 

Willem: 'Joëlle en Dana waren nog maar net gesetteld in hun nieuwe huisje. Een jaar eerder was hun woning afgebrand, waarbij ze ternauwernood waren ontsnapt. Meteen na de vliegramp vroeg Dana paniekerig: "Waar moet ik nu wonen? En waar moet de poes dan naartoe?” We wilden het haar niet aandoen wéér te verhuizen en permanent daar te moeten logeren. Daarom zijn wij tweeën binnen een week in het huis van Joëlle getrokken. Daar wonen we nog steeds. We hebben bijna alles hetzelfde gelaten. Dat heeft Dana zeker geholpen om na een tijdje weer de draad van haar leven op te pakken, met haar vriendinnetjes uit de buurt. Natuurlijk moet ze nog beginnen aan de verwerking van het verlies. Ze is daarvoor sinds dit jaar in behandeling bij een kinderpsycholoog.

 

Ons toekomstbeeld is door de opvoeding van Dana natuurlijk ingrijpend veranderd. We staan allebei aan het begin van ons pensioen. Maar je hoeft geen medelijden te hebben, hoor. Dana is voor ons een geschenk, en bovendien een levende herinnering aan Joëlle. Ze lijkt ook erg veel op haar. We zouden haar absoluut niet willen missen. Ons grootste doel is nu voor Dana te zorgen tot ze volwassen is. Dat is wel het minste dat we nog voor Joëlle kunnen doen.'

 

'Er is niets ergers dan onzekerheid'

Koos Kranenburg

 

Het Nationaal Crisis Centrum (NCC) speelde een belangrijke rol in de nazorg van de nabestaanden. Het organiseerde een dag na het ongeluk een bijeenkomst, gaf opdracht om een Informatie en Verwijs Centrum (IVC) op te zetten en coördineerde de nationale herdenkingsdienst. Projectleider Koos Kranenburg: 'Mensen willen hun verdriet en onmacht met elkaar delen.'

 

Waarom was het Nationaal Crisis Centrum (NCC) betrokken bij de nazorg van het vliegtuigongeluk in Tripoli?

'Het NCC houdt zich voornamelijk bezig met binnenlandse crisissituaties. Soms kunnen lokale gebeurtenissen leiden tot maatschappelijke onrust in het hele land. Een centrale coördinatie van bovenaf is dan belangrijk. Het NCC ondersteunt in die situaties onder meer bij regionale of nationale crisiscommunicatie. Zoals bij de vuurwerkramp in Enschede.

 

Dit ongeluk vond echter plaats in het buitenland, in Libië. Zodoende was het crisisteam van het ministerie van Buitenlandse Zaken als eerste aan zet. Het nam direct na de ramp de lead en onderhield het contact met de Nederlandse ambassade in Tripoli. Toch heeft het NCC nog diezelfde dag hulp aangeboden aan Buitenlandse Zaken. Het was namelijk al snel duidelijk dat er veel slachtoffers waren. Daardoor ontstond ook in Nederland een soort hulpvraag bij de betrokken familieleden. Die wilden weten waar ze aan toe waren, maar ook wat er allemaal zou gaan gebeuren. Normaal gesproken vangen gemeenten de nabestaanden op. Maar dit ongeluk had zo'n enorme omvang en impact. Gemeenten hebben daar onvoldoende ervaring mee. Het was belangrijk dat de opvang van nabestaanden in goede banen zou worden geleid door een landelijke coördinator. Deze rol heeft het NCC vervuld.'

 

Waarop lag de focus van het NCC in de eerste weken na de crash?

'In een crisissituatie hebben mensen behoefte aan informatie. Een eenduidige informatiestroom is daarom essentieel. Het NCC fungeerde als een soort trechter. Alle informatie vanuit Libië kwam bij verschillende departementen en organisaties binnen. Wij zorgden ervoor dat die informatie op één en dezelfde wijze werd verspreid in Nederland. We hebben veel tijd gestoken in het helder krijgen van de verhalen. En hebben de betrokken burgemeesters van alle gemeenten zo goed mogelijk geïnformeerd. Daarnaast hebben we een rolverdeling vastgesteld. Welk ministerie doet wat? In een crisis heb je nog steeds te maken met allerlei bureaucratische regels. Wie pakt welk deel van de nazorg op en wanneer? Daarover hebben we achter de schermen de nodige discussies gevoerd. Nabestaanden wilden we daarmee niet lastigvallen, maar het zijn wel zaken die we moesten regelen om hen goed te kunnen opvangen.'

 

Een dag na de ramp organiseerde het NCC een informatiebijeenkomst voor nabestaanden. Hoe kwam deze avond zo snel tot stand?

'We hebben direct contact gezocht met de gemeente Haarlemmermeer. Zij had reeds ervaring opgedaan met het organiseren van een dergelijke bijeenkomst na het ongeluk met Turkisch Airlines bij Schiphol. Het was dus niet geheel toevallig dat de informatieavond in Hoofddorp plaatsvond. De gemeente heeft die locatie aan ons beschikbaar gesteld. Daarna hebben we contact gezocht met de betrokken reisorganisaties en Buitenlandse Zaken om zo veel mogelijk adressen van nabestaanden te achterhalen. Dat was makkelijk, omdat reisorganisaties altijd gegevens van contactpersonen van hun klanten hebben. Toen zijn we gaan bellen. We hebben mensen heel gericht uitgenodigd en niet te veel ruchtbaarheid gegeven aan de bijeenkomst. Daarmee wilden we een massale toeloop van de pers voorkomen.'

 

Welk doel had het NCC met de informatiebijeenkomst?

'We wilden een moment creëren waarop mensen hun verdriet en onmacht met elkaar konden delen. Er is niets ergers dan onzekerheid. Mensen dachten dat hun vader, moeder, oom of tante was overleden, maar wisten het niet zeker. Van eerdere rampen hebben we geleerd dat mensen op zo'n moment veel vragen hebben. Ze willen dan geen brief, maar hebben behoefte aan persoonlijk contact. Daarom waren ook alle belangrijke bewindspersonen die avond aanwezig. Toenmalig ministerpresident Balkenende, de twee vicepremiers en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. De overheid wilde haar gezicht laten zien en betrokkenheid tonen. In zijn toespraak zei de minister-president: "We weten nog maar weinig, maar we zijn er voor u.” Verder is er tijdens de bijeenkomst een start gemaakt met de nazorg. De verschillende rollen van betrokken organisaties, zoals de reisorganisaties en Slachtofferhulp Nederland, werden uitgelegd. Ook kregen families een familierechercheur toegewezen, en legden ze het eerste contact met het Landelijk Team Forensische Opsporing voor de identificaties.'

 

Wat is u het meest bijgebleven van die bijeenkomst in Hoofddorp?

'Er waren meer dan vijfhonderd mensen aanwezig. Het was echt overvol. Al die mensen kampten met verdriet en onmacht. Toch ging het er heel beheerst aan toe. Dat vond ik opvallend. Voor mijn gevoel zat iedereen in een soort adrenalinerush. Er heerste een bijna zakelijke emotie. Ik was me ervan bewust dat iedereen net het nieuws had gehoord. Elke gezichtsuitdrukking was er een met verdriet. Dat gaf de bijeenkomst een enorme lading.'

 

Direct na de ramp richtte het NCC het Informatie en Verwijs Centrum (IVC) op. Hoe kwam dit digitale platform tot stand?

'We wilden nabestaanden één plek bieden waar ze met al hun vragen terecht konden. En waar ze onderling contact konden leggen. Daarnaast wilden we het hen zo makkelijk mogelijk maken om aan informatie te komen. Een digitaal platform is daarvoor heel geschikt.

 

Het IVC kon zo snel online worden gezet, omdat het gebaseerd is op een bestaande blauwdruk. Het format ligt er al, zodat je het elk moment kunt activeren en aanpassen aan een ramp. Bijna twee jaar is het IVC online geweest, ongeveer een jaar langer dan gepland. Lange tijd was er actief verkeer en nabestaanden hebben er veel aan gehad. Op 1 april 2012 hebben we het IVC gesloten. De Stichting Vliegramp Tripoli, opgericht door een aantal nabestaanden, neemt de informatievoorziening grotendeels over op haar eigen website.'

 

De nationale herdenking vond plaats op 30 juni 2010, anderhalve maand na het ongeluk. Waarom zo snel?

'We hebben intern lang gediscussieerd over wat het juiste moment voor een herdenking. Daarover bestaan allerlei theoretische verhandelingen. Ikzelf denk dat nabestaanden altijd behoefte hebben aan bijeenkomsten waar ze elkaar kunnen vinden en hun verdriet kunnen delen. Ook als dat vrij kort na de ramp is. Als organisator liepen wij vooral tegen de nodige praktische problemen aan. We wilden geen herdenking zolang er nog nabestaanden in onzekerheid zaten over het lot van hun familieleden. Daarnaast was het WK voetbal in juni aan de gang. De herdenkingsdienst wilden we niet met een speeldag laten samenvallen. Langer wachten betekende dat de grote vakanties zouden beginnen. Uiteindelijk heeft de ministerraad gekozen voor 30 juni. Alle slachtoffers waren toen geïdentificeerd.'

 

Koningin Beatrix en toenmalig ministerpresident Balkenende waren aanwezig bij de herdenkingsdienst. Waarom was het belangrijk dat zij er waren?

'Na elke ramp blijkt weer hoeveel waarde nabestaanden hechten aan de aanwezigheid van hoogwaardigheidsbekleders. Mensen willen zien dat gezaghebbende personen er voor hen zijn. Dat zij zich over hen bekommeren. Ze willen hen recht in de ogen kunnen kijken. Dat merkte ik ook al tijdens de informatiebijeenkomst in Hoofddorp. Vrijwel alle families hebben na de herdenkingsdienst met de koningin gesproken. Daarvoor nam de koning ook alle tijd. Die ontmoetingen werden steeds ongedwongener, dat was heel mooi om te zien. Er ontstond steeds meer aanloop tussen de zaal en de ruimte waar de koningin was. De koningin is ook veel langer gebleven dan gepland. Ze heeft zich oprecht betrokken getoond. Dat hebben mensen gevoeld en als zeer waardevol ervaren.'

 

Hoe kijkt u zelf terug op de herdenking?

'Ik denk dat de herdenking echt heeft bijgedragen aan de verwerking van het verdriet van mensen. Als organisator hadden we verwacht dat het een droevige en bedrukte setting zou zijn. Met veel emotie. Daarom waren wij allemaal bewust ingetogen gekleed. We droegen donkere pakken en stelden ons rustig en sober op. Dat hadden we van tevoren met elkaar afgesproken. Die dag in juni was het heel mooi weer. Veel mensen op de herdenking waren zomers en luchtig gekleed. Dat bracht een vergelijkbare sfeer met zich mee. Dat was zeker niet storend. Maar ik vond het wel een bijzonder contrast met de droevige situatie.'

 

'Tijd heelt niet alle wonden, maar verzacht je verdriet wel'

Ingrid Bosma verloor haar zussen (22 en 32 jaar) en twee neefjes (11 maanden en 5 jaar) bij de  vliegtuigcrash op Tenerife in 1977. In totaal kwamen 583 mensen om het leven bij de botsing tussen een KLM-toestel en een Amerikaanse Boeing 747. Na een periode van heftig verdriet maakte Ingrid een positieve ommezwaai in haar leven. 'De mooie dingen die ik meemaak, verzachten de pijn.'

 

'Je snakt naar adem. Je voelt pijn. Fysieke pijn. En ongeloof. Dit kan niet waar zijn. Tegelijkertijd treedt een mechanisme van zelfbescherming in werking. Het verdriet komt niet als een hoosbui over je heen. Het is als water dat langzaam, maar continu door de dijkgaten sijpelt.

 

Ik was negentien, woonde op kamers in Amsterdam. Ik zag op tv een gigantisch vliegtuigongeluk op Tenerife. Ik vond het erg, maar het ging ook langs me heen. Dit had niks met mij te maken. Tot ik hoorde dat één van de toestellen van Nederland naar Las Palmas vloog. Het had een tussenlanding gemaakt op Tenerife. En een ander vliegtuig geraakt tijdens het opstijgen. Mijn zussen en neefjes waren die dag vertrokken naar Las Palmas voor een strandvakantie. Nu kwam het ineens heel dichtbij. Dezelfde avond nog kwam het bericht dat ze allemaal overleden waren. Toen begon het circus.'

 

De herinnering

'Ik onderging alles in een roes. Het geregel, de identificatie, de herdenkingsbijeenkomst, de begrafenissen. Veel kan ik me niet meer herinneren van die periode. Sommige dingen juist heel sterk. Dat premier Den Uyl op de herdenking was. En dat ik dacht: goh, wat bijzonder dat hij hier speciaal voor ons is. Ik herinner me de enorme rij kisten bij de herdenkingsdienst, met hier en daar een klein kistje ertussen. Lagen mijn neefjes daarin? Ik weet nog dat ik na de begrafenis gearmd liep met mijn opa. Hij keek me aan en zei: "Waarom ik niet?” Die herinnering maakt me nog steeds ontzettend verdrietig. Net als de tekst op de grafsteen. 'Rust in vrede', stond erop. Toen ik dat las, brak ik.

 

Ik heb me weinig beziggehouden met de praktische zaken. Dat deden andere familieleden. Ik wilde er vooral zijn voor de mensen van wie ik dacht dat ze steun nodig hadden. Ik bleef op de been voor mijn nichtje. Zij was acht jaar en had haar moeder en twee kleine broertjes verloren. Voor haar vond ik het verlies het ergst.'

 

De ommezwaai

'Mijn kaken deden de eerste maanden voortdurend pijn van het huilen. Ik wist niet hoe ik tot rust moest komen. Maar uiteindelijk kwam uit die pijn een heel sterk gevoel voort: Ik leef nog. Zij niet. Daar moet iets tegenover staan. Mijn leven moet de moeite waard zijn. Want ze moeten wel ergens voor gestorven zijn. Zo voelde het.

 

Vóór het ongeluk was ik aan het lanterfanten. Deed niks aan mijn opleiding, ging veel uit, deed bij wijze van spreken alles wat God verboden heeft. Na het ongeluk voelde ik een enorme drive om mijn leven een positieve wending te geven. Ik ging werken en rondde het avond-vwo af. Studeerde af in de pedagogiek. Via een omweg kwam ik bij de televisie terecht. Uiteindelijk ben ik documentaires gaan maken.'

 

'Dit vreselijke ongeluk heeft mij uiteindelijk veel goeds gebracht. Ik besefte dat ik wél een toekomst heb. Daarmee moest ik serieuzer omgaan. Ik ben dankbaar voor dat besef. Want het veroorzaakte een positieve ommezwaai. Het zou goed kunnen dat ik een ander leven zou hebben als het ongeluk niet was gebeurd. Natuurlijk draag ik de herinneringen aan mijn zussen en neefjes en de pijn van het verlies altijd met me mee. Maar er vormt zich langzaam een laagje ijs overheen, dat me ertegen beschermd. Dat laagje bestaat uit de mooie dingen in mijn leven. Maar het is geen dikke laag. Af en toe breekt het ijs en val ik in een wak. Toen mijn ouders overleden, bijvoorbeeld, kwam het oude verdriet in alle hevigheid terug. Maar op een gegeven moment kom je weer tot rust. En groeit het wak weer dicht.'

 

Het monument

'Een behoorlijke tijd na het ongeluk werkte ik aan een documentaireserie over verhuizen. We filmden onder andere een familie die naar Tenerife vertrok. Het was de eerste keer dat ik naar het eiland ging. Ik vond het wel spannend, maar eigenlijk zegt de plek van het ongeluk me niets. Dat het gebeurd is, het feit dat je familie dood is, daar gaat het om. Ik was daar dus gewoon aan het werk. Op het strand heb ik wel vier mooie stenen gezocht. Die bewaar ik thuis, als monument voor mijn zussen en mijn neefjes.

 

Pas de laatste dag van het verblijf kreeg ik het zwaar. Op het vliegveld vroeg ik aan wat mensen waar ik het herdenkingsmonument voor de ramp kon vinden. De jonge mensen wisten niet eens over welk ongeluk ik het had. En een monument bleek er niet te zijn. Dat deed verdriet. Iets wat voor mij heel groot was, bestond voor een ander niet. Ook tijdens het opstijgen had ik het moeilijk. Dit moment, dat typische gevoel als je de lucht ingaat, was het laatste dat ze ervaren hebben. Dat vond ik echt héél erg naar. En dat blijft zo. Bij elke vliegreis houd ik mijn handen stevig vast als we de lucht ingaan. Dertig jaar na dato werd alsnog een monument op Tenerife onthuld. Toen ik hoorde dat de organisatie plannen had voor een documentaire, wist ik: dit ga ik doen. En zo geschiedde. Het was waanzinnig bijzonder. Alle nabestaanden vlogen gezamenlijk naar het eiland. Onze piloot was de zoon van de toenmalige co-piloot.

 

Voor mij was deze reis niet zo beladen als voor de anderen. Ik was aan het werk. Voelde me geen nabestaande. Als ik die documentaire niet zou maken, was ik niet meegegaan. Omdat ik geen binding heb met de plek van het ongeluk. Toch had ik het op één moment plotseling moeilijk. Vlak na de onthulling ontving ik een sms van de dochter van mijn overleden zus, toen 38 jaar. "Kus, mijn mama”, stuurde ze. Ik stortte volledig in. Dit raakte mij persoonlijk. Het kwam ineens heel dichtbij. En ik vond het zo zielig voor haar. Op zulke momenten besef je weer hoe heftig dit verlies is.'

 

De verwerking

'Alles lijkt hopeloos als je er zelf middenin zit. Na het ongeluk dacht ik vaak: hoe kan ik ooit stoppen met huilen? Kan ik ooit weer lachen? En ineens merk je dat er weer leuke dingen gebeuren. Dat vreugde en verdriet naast elkaar kunnen bestaan. Nog steeds mis ik mijn familie op sommige momenten heel erg. Toen ik kinderen kreeg bijvoorbeeld, wilde ik het dolgraag met hen delen. Ik denk veel aan ze. Zal hen nooit vergeten. Maar ik ben niet meer dagelijks met het ongeluk en het verlies bezig.

 

Dat tijd alle wonden heelt, geloof ik niet. Mensen vroegen me wel eens of ik het al geaccepteerd had. Maar hoe kun je accepteren dat een kind van elf maanden het leven moet laten? Of een jongetje van vijf? Of een jonge vrouw die nooit moeder is geworden? Dat is onacceptabel.

 

Niemand heeft het recht om te zeggen: "Het is nu twee jaar geleden, je moet maar eens verder met je leven.” Er is geen dommere opmerking dan dat. Er bestaat geen tijd voor verdriet. Je draagt het je hele leven mee. En alleen jij bepaalt wanneer en in welke mate het eruit komt. Tijd heelt niet, maar het verzacht wel. Hoe verkrampt je ook bent, je moet het leven blijven leven. Er komen weer dingen voorbij die de moeite waard zijn. Je draagt je hele leven een rugzak met verdriet mee. Maar je kunt een heel grote rugzak nemen. Zodat je er ook positieve dingen in kunt stoppen. Dat verzacht het grote verdriet.'

 

Had ik maar een toverstokje om mijn wens te laten uitkomen’

De ouders van Nicole Bijl (44) kwamen om bij de vliegtuigcrash. Hun vakantie naar Zuid-Afrika was de laatste grote reis die ze wilden maken. 'Ik heb nog steeds niet gehuild. Ik wil gewoon dat ze terugkomen.'

 

'Mijn vader zou als kind met zijn ouders emigreren naar Zuid-Afrika. Op het laatste moment is dat niet doorgegaan. Hij wilde het land altijd nog eens bezoeken. Het zou de laatste grote reis van mijn ouders worden, daarna wilden ze dichter bij huis op vakantie.

 

Papa had longemfyseem. Vlak voor de reis kreeg hij het ontzettend benauwd. Zelfs zo erg, dat hij niet durfde te vliegen. Dat zegt veel, want mijn vader laat zich niet zo snel kennen. Hij vroeg de huisarts om een briefje waarmee hij de reis kon annuleren. Maar de dokter verdomde het. Volgens hem kon mijn vader prima vliegen. Daarna heb ik de assistente nog aan de lijn gehad. "Stel je voor”, zei ik, "dat mijn vader doodgaat in het vliegtuig.” Zij antwoordde: "Nee hoor, zo snel gaan mensen niet dood in een vliegtuig.” Uiteindelijk besloot mijn vader om wel te gaan. Hij vond het zonde van het geld. Na de crash ben ik ontzettend boos geworden op de huisarts. "Het spijt me”, zei hij. "Ik kan hier ook niks aan doen. Ik vond dat je vader gewoon kon vliegen.” Ook nu ben ik nog steeds boos. Vooral vanwege die opmerking van de assistente. Die kan ik echt niet plaatsen.'

 

Mededeling

'We waren een hecht gezin. Mijn broer werkte in de vloerenwinkel van mijn vader. Mijn moeder en ik waren beste vriendinnen. Ik zag haar bijna dagelijks. Tijdens de vakantie belde ze me bijna elke dag. Het was daar zo mooi, dat ze het niet door de telefoon kon uitleggen. Dat zou ze uitgebreid doen als ze weer thuis waren. Woensdagochtend wilde ik het huis van mijn ouders schoonmaken, de koelkast vullen, een bloemetje neerzetten. Dat deed ik altijd als ze terugkwamen van vakantie.

 

Maar voordat ik wegging, werd ik gebeld door mijn broer. "Nicole, je moet nü naar de winkel komen.” Ik hoorde paniek in zijn stem, wilde weten wat er aan de hand was. Hij wilde het eigenlijk niet aan de telefoon vertellen. Maar deed dat uiteindelijk wel. Ik heb meteen de tram gepakt. Blijkbaar was ik zo in paniek, dat de bestuurder de tram heeft stopgezet. De conductrice is uitgestapt en heeft me naar de winkel gebracht.

 

Ik was helemaal hysterisch. Ik durfde de beelden op tv niet te bekijken. Ik klampte me vast aan de hoop dat ze in het ziekenhuis lagen. Om 12 uur 's avonds werden we gebeld met de mededeling dat mijn ouders in het vliegtuig zaten. Toen werd ik gek. De huisartsenpost kwam langs met kalmerende pillen. Mijn broer en ik waren meteen knock-out.'

 

Belofte

'We kregen twee familierechercheurs toegewezen. Geweldige meiden. Ze zetten ons meteen aan het werk. Er was geen tijd om na te denken. Dat vond ik fijn. We zijn naar het huis van mijn ouders gegaan om allerlei verzekeringspapieren te zoeken. En naar het ziekenhuis om röntgenfoto's op te vragen. Daarna moesten we vragen beantwoorden voor de identificatie. En vervolgens werd ons DNA afgenomen. Toen brak mijn hart. Het is een vreselijke gedachte dat je ouders in zo'n staat zijn dat dit nodig is voor identificatie. Ik heb staan gillen toen de rechercheurs met ons DNA wegreden. Vier weken lang hebben we hier met de hele familie gezeten. Gewacht op dat ene telefoontje. "Je moeder is geïdentificeerd.” We wilden niet dat ze zonder papa naar Nederland kwam. Dat was mogelijk. De volgende dag werden we gebeld. Libië wilde niet dat de geïdentificeerde lichamen in het land bleven. Mama zou al over een uur op Schiphol landen. Daar kwamen we er ook nog eens achter dat Afriqiyah de kist had gebracht. We waren zo ongelofelijk boos. Er was ons beloofd dat KLM de vlucht zou verzorgen. Ook de rechercheurs wisten niet wat ze hoorden. Vervolgens zaten we met mama. Wat moesten we doen? Want we wilden een gezamenlijke begrafenis. Gelukkig kon ze in het mortuarium van Schiphol blijven. Een week later kwam papa terug.'

 

Stilte

'Op een dag kwamen de familierechercheurs langs, met nieuws waarop we gehoopt hadden. De ringen van mijn moeder waren gevonden. Toen ik de verpakking opende, schrok ik enorm. Dit waren mama's ringen niet. Sindsdien hebben we nooit meer iets teruggekregen. Alle nabestaanden kregen een cd-rom met foto's van spullen die op de rampplek zijn aangetroffen. Er zat niets van waarde tussen. Dat is vreemd, want ze hebben wel alle paspoorten teruggevonden. En daar zat geen krasje op, alsof ze zo van het stadsdeelkantoor kwamen. Waar zijn de sieraden dan gebleven? Ik denk dat ze zijn gestolen. Ergens in Libië loopt iemand met de ringen van mijn moeder.

 

In juli hoorden we ineens dat er op zeer korte termijn een nabestaandenreis naar Tripoli was. Op dat moment was ik op vakantie in Tunesië. Maar ik wilde dolgraag naar Tripoli. Ik heb gebeld met de Nederlandse ambassadeur in Libië, om te bekijken of ik met de auto kon komen. "Doe dat alsjeblieft niet”, zei hij. "Het is een rit van 600 kilometer over levensgevaarlijke wegen. Het enige wat ik kan regelen is een klein vliegtuigje.” Oh nee, dacht ik. Daar begin ik niet aan.

 

Ik heb er nog steeds heel veel moeite mee dat ik er niet bij kon zijn. We hoorden van andere nabestaanden dat het heel indrukwekkend was. Voor de mensen die toen niet meekonden, zou nog een reis georganiseerd worden. Maar of dat er nog van komt? We hebben er nooit meer iets over gehoord. We horen helemaal niks meer. Dat vind ik heel erg jammer.

 

Omdat het zo stil is, vooral rond het onderzoek, hebben mijn broer en ik af en toe interviews gegeven. Zo probeerden we de aandacht weer aan te wakkeren. Het heeft niet geholpen. Waarom horen we niet zo nu en dan hoe het ervoor staat? Wat is er gebeurd in dat vliegtuig? Is er paniek uitgebroken? Vooral dat laatste wil ik heel graag weten. Maar het blijft stil.'

 

Wens

'In het begin moest ik zoveel regelen. Die afleiding was fijn. Thuis leek het wel een verjaardag, elke dag was het huis vol. Mensen vonden het ongeluk zeer interessant. Maar nu wordt het steeds stiller om me heen. Nu komt er bijna niemand meer.

 

Ik blijf maar bezig met het ongeluk. Tot rust kom ik niet. Elke minuut van de dag gaat het door mijn hoofd: papa en mama zijn er niet meer. Maar ik wil het niet geloven, ik wil het niet begrijpen. 's Nachts heb ik vreselijke dromen. Over vliegtuigen. Ik word er knettermesjogge van.

 

Ik praat niet over vroeger. Ik kan me heel veel niet meer herinneren. Ook met de toekomst ben ik niet bezig. Ik zie wel wat de dag me brengt. Ik loop nu bijna twee jaar bij een psychiater, maar kom geen stap verder. Ik kan nog steeds niet huilen. Mijn lichaam is helemaal op. En ik ben zo angstig. Voor alles. 's Nachts in het donker mijn bed uit? Durf ik niet meer. 's Avonds alleen thuis zijn? Durf ik niet meer. Ik durf zelfs geen foto's van mijn ouders te bekijken.

 

Mijn enige troost is dat papa en mama een mooie reis hebben gemaakt. En dat ze samen zijn. Maar die troost is niet genoeg. Ik wil dat ze terugkomen. Had ik maar een toverstokje om mijn wens te laten uitkomen. Kom terug. Alsjeblieft. Maar helaas, toverstokjes bestaan niet.'

 

Realiteit en ongeloof wisselen elkaar af’

Mirona van der Linde-Jakobsen verloor haar broertje Jeffrey (24) en zijn vrouw Linda (26). Ze waren net getrouwd en op huwelijksreis naar Zuid-Afrika. 'Waarom mochten ze niet wat langer van hun geluk genieten?'

 

'Ik heb vaak gedacht: wanneer komt het moment dat ik breek? Dat ik instort en écht niks meer kan? Dat moment is niet gekomen. Ik weet nu dat ik meer kan hebben dan ik dacht. Ik ging door. Zelfs als ik dacht dat ik niet meer kon, dan nog ging ik door. Een mens is sterker dan hij denkt, ervaar ik nu. Je buigt mee, je past je aan. En dat is hard.

 

Want hoe kan het dat ik zo makkelijk verderga met mijn leven, terwijl zij er niet meer zijn? Soms voel ik me er schuldig over. Dan denk ik: doet het me niet genoeg? Betekenden ze dan zo weinig voor me? Misschien had ik liever wél willen knakken. In een weiland staan en heel hard gillen, alleen maar gillen: waarom, waarom, waarom?! Alsof dat zou bewijzen hoe groot mijn verdriet is.

 

Het is nu anderhalf jaar geleden. Realiteit en ongeloof wisselen elkaar nog steeds af. Het ene moment heb ik het bijna kalme besef dat ze nooit meer terugkomen. Het volgende moment dringt het helemaal niet tot me door. Dan word ik boos. Dit kan toch niet? Daarna slaat de boosheid om in verdriet. In gemis. Het is een rollercoaster. Er is nooit een echte balans.'

 

Eerbetoon

'Jeffrey en Linda zijn op 23 april getrouwd. Drie dagen later vertrokken ze op huwelijksreis naar Zuid-Afrika. Dat is heel cru. We zagen twee mensen op de gelukkigste dag van hun leven en een paar weken later komen ze om. Zijn ze zomaar van de aardbodem weggevaagd. Het is zo oneerlijk. Waarom mochten ze niet wat langer van hun geluk genieten?

 

De periode na het ongeluk was slopend. Er kwam maar geen definitief bericht dat ze aan boord hadden gezeten. Een passagierslijst met hun namen erop kregen we niet te zien. Niemand zei: "Ze zijn omgekomen.” Pas na drie weken kregen we de bevestiging. Linda is toen als eerste geïdentificeerd, Jeffrey een paar dagen later.

 

Probeer met al die emoties en spanningen maar eens met veel mensen een begrafenis te regelen. Dat valt niet mee. Toch wilden we de dienst tot in de puntjes verzorgen. Net zo perfectionistisch als zij zelf hun bruiloft hadden geregeld. Het ging er niet om of we dat konden opbrengen, we wilden dat voor hén. Als eerbetoon.

 

Misschien had die bruiloft ook wel een voordeel. Iedereen had elkaar net intensief gezien tijdens de voorbereidingen en de vrijgezellenfeesten. Nu zagen we elkaar allemaal in korte tijd weer. Iedereen zocht steun bij elkaar. Dat deed me veel. Maar toen ik die twee kisten zag staan, voelde dat zo vreemd. Het was zo onwerkelijk dat Jeff en Lin daarin lagen.'

 

Redding

'Mijn zoontje heeft me door de moeilijkste periode geholpen. Die kleine was echt mijn redding. Een baby van zes maanden moet een flesje, een schone luier, slapen, spelen. Hij was totaal afhankelijk van mij. Of ik er nu de energie voor had of niet: ik moest mijn bed wel uit. Ik kon niet de hele dag blijven liggen met een deken over mijn hoofd. Voor hem zorgen gaf me vreugde en structuur. Daardoor zakte ik niet weg in een depressie. Hij dwong me om bij de dag te leven. Ik hoefde niet aan de toekomst te denken. Aan die toekomst waar zij geen deel meer van uitmaakten.

 

Ik had ook een ander verhaal te vertellen dan alleen maar mijn verdriet. Dat ik een geweldige dag had gehad met mijn zoontje. Daarvan kon ik bijna overdreven genieten. Of dat meneertje voor het eerst 'tatata' had gezegd, terwijl ik kleren stond te passen voor de begrafenis.

 

Er waren momenten dat ik hem niet kon troosten als mijn eigen emoties me overmanden. Maar meestal wachtte ik met schreeuwen, huilen, vloeken tot ik alleen was. Ik zette de rem op mijn verdriet en hield me groot. Hij is een vrolijk en gevoelig jongetje, ik wilde hem niet belasten.

 

Misschien heb ik me daardoor ook wel niet genoeg geuit, denk ik soms. Niet op de momenten dat ik dat wilde en niet op mijn manier. Misschien zit er nog iets. Ik weet het niet.'

 

Missen

'Wat hebben ze meegemaakt in de lucht? Wisten ze dat ze gingen neerstorten? Hebben ze pijn gehad? Dat zijn de vragen die ik meteen al had, maar waarop ik nooit antwoord zal krijgen. Weten dat je doodgaat, de gedachte alleen al. Het zweet breekt me uit.

 

Soms zeggen mensen tegen me: "Gelukkig zijn ze samen gegaan.” Dat bedoelen ze vast goed. Maar zo'n opmerking troost mij niet. Ik schiet er geen bal mee op. Jeffrey en Linda krijg ik er niet mee terug. Liever had ik één van hen nog hier gehad dan dat ik ze allebei moet missen.

 

In het begin spraken mensen me vaak aan. Soms zelfs wildvreemden of mensen die ik alleen maar kende van gezicht. Van het rondje wandelen met onze hond bijvoorbeeld. Ze wisten wat ik had meegemaakt en vroegen hoe het met me ging. Dat vond ik niet erg. Erover praten hielp mij juist om het verhaal uit mijn hoofd te krijgen. Nu het langer geleden is, vragen er steeds minder mensen naar. Ik wist wel dat het zo zou gaan. Maar nu ik het zelf ervaar, doet het toch pijn. Voor mij is het nog niet voorbij. Ik zit er nog middenin.

 

Van Jeffrey zijn nauwelijks persoonlijke spullen teruggevonden na de het ongeluk. Alleen wat kleren. Hij was 2.04 meter lang, een boom van een kerel. Maat XXXL pikten we er dus zo tussenuit in de catalogus. De doos met zijn kleren staat nu onuitgepakt in de schuur bij mijn ouders. Zij hebben er een paar dingen uit bekeken. Ik nog niet. Misschien blijft die doos de komende twintig jaar dicht. Misschien ben ik er nooit aan toe.'

 

Leven

'Ik leer te leven met het besef dat ze er niet meer zijn. Nog steeds heb ik ups en downs, maar ik klim telkens een stukje verder omhoog uit het dal. Ik zak nooit meer helemaal terug tot het dieptepunt, de periodes dat ik me happy voel, duren steeds langer.

 

Het leven gaat door. Mijn leven gaat door. En ik weet nu hoe ik verder moet. Ik heb weer richting en houvast. Ik ben net bevallen van mijn tweede kindje: een jongetje. Het is een vreugdevolle tijd, want er is een kindje bij, een nieuw leven. Maar er is ook het verdriet dat ik het niet kan delen met Jeffrey en Linda.

 

Sinds mijn zoontje is geboren, is het alsof mijn broertje een beetje bij me terug is. Alsof hij een rol heeft gespeeld in de geboorte van mijn kind. Dat voelt fijn. Mijn zoontje heb ik naar hem vernoemd. Zijn derde naam is JayJey. Een verbastering van de naam Jeffrey. Mijn ouders noemden hem vroeger vaak zo.

 

Soms sta ik in de keuken en krijg ik zomaar ineens kippenvel. Een tinteling die begint in mijn nek. Jeffrey, denk ik dan meteen. Ik haal troost uit de gedachte dat hij hier nog ergens is. Dat zijn leven niet helemaal is gestopt toen hij zijn laatste adem uitblies. Ik ben minder angstig voor de dood, voor het onbekende. Want ik weet nu: als ik doodga is er iemand die op me wacht. Iemand die heel dicht bij me staat. Ik ga niet als eerste, ik ga niet alleen. Ik hoop dat ik Jeffrey ooit weer terugzie. Dan kan ik hem vasthouden en zeggen hoeveel ik van hem hou. Hoe erg ik hem heb gemist.'

 

‘Ik sta nu anders in de wereld’

Siemen Lenos (56) verloor zijn zus Janneke en haar man Marten bij de vliegtuigcrash. Ze kwamen om tijdens de terugvlucht na hun reis door Zuid-Afrika. 'Dat ik verdrietig mocht zijn, was voor mij een eyeopener.'

 

'Ik sta nu anders in de wereld dan voor het ongeluk. Vroeger bleef ik hangen in mijn verdriet en kroop ik weg in een hoekje. Nu ga ik verder met mijn leven. En ik weet nu dat er niet één weg is, er is een heel pallet aan mogelijkheden. Ik hoef niet uitsluitend een zonnig pad te kiezen. Ik mag ook verdrietig zijn. Soms eens een zwartgallige dag hebben.

 

Wat er in Tripoli is gebeurd, is voor mij een aanleiding geweest om anders met mezelf om te gaan. Een stukje bewustwording. Ik doe nu dingen die ik anderhalf jaar geleden nooit zou doen. Gedichten schrijven, een cursus mindfulness, spiritueel tekenen. Ik, die nooit wat wilde weten van spiritualiteit!

 

Ik ben minder gaan werken, neem meer tijd voor mezelf. Een beetje schoffelen in de tuin. Wandelen in de natuur, kijken wat er allemaal groeit. Luisteren naar muziek. Soms komen de herinneringen weer boven. Het telefoontje, de kisten die aankomen in Nederland, het been van mijn zus dat ik nog heb aangeraakt, de hand van mijn zwager die ik heb gezien, de begrafenis. Dan lopen de emoties op en zak ik soms weer terug.'

 

Zorgen

'Ik zat op mijn werk toen mijn vrouw me belde, helemaal overstuur. Ze gilde door de telefoon. Maar haar woorden drongen niet tot me door. Het was net alsof het niet over mezelf ging. In de auto op weg naar huis besefte ik pas wat ze had gezegd. "Er is een vliegtuig neergestort en Janneke en Marten zitten erin.” Toen kwam de dreun. Ik was totaal lamgeslagen.

 

Ik heb nooit enige hoop gehad dat ze misschien niet in dat vliegtuig hadden gezeten. Voor mij was het duidelijk. Zo veel vluchten gaan er niet tussen Johannesburg en Tripoli. Na het ongeluk voelde ik een enorme drive om voor anderen te zorgen. Janneke en Marten hebben drie kinderen en ik wilde er voor hen zijn. Als gezin stonden wij het dichtst bij hen, omdat we kinderen hebben van dezelfde leeftijd. Ik wilde het verdriet van hen overnemen. Zo verschrikkelijk vond ik het dat ze dit moesten meemaken.

 

Ik ben een doener. Dus ging ik meteen allerlei zaken regelen. Spullen verzamelen voor de identificatie, stapels formulieren invullen, foto's opzoeken. Alle praktische dingen. In het begin hield dat me overeind. Ik was bezig, had iets om handen. Maar het bleek een valkuil te zijn. Ik zat zo in de doe-modus, dat ik niet toekwam aan mijn eigen verdriet.'

 

Toelaten

'Vijf dagen na het vliegtuigongeluk overleed mijn oudste broer onverwachts aan een hartstilstand. Terwijl we met de hele familie wachtten op de identificatie van Janneke en Marten, moesten we zijn begrafenis organiseren. Het was een drama binnen een drama. Het was te veel.

 

Vrij snel daarna heb ik contact gezocht met een psychologe in mijn dorp. Eerst vond ik haar verhaal maar theoretisch. Ik kon er weinig mee. Stromen die met elkaar botsten en die je eigenlijk naast elkaar moet leggen, zoals de banen van een snelweg. Maar langzaamaan vond ik steeds meer rust in die gesprekken. "Het is verschrikkelijk wat je hebt meegemaakt. Je mag verdrietig zijn”, zei ze tegen me. Dat was echt een eye-opener. Toen pas durfde ik mijn verdriet toe te laten.

 

Het ongeluk van Janneke en Marten werkte als een trechter. Alle onverwerkte ellende van voorgaande jaren kwam samen. Niet alleen hun dood, maar ook het brand-ongeluk van mijn zoon, de zware operaties van mijn dochter, het overlijden van mijn ouders, mijn opvoeding. Hoe ik als kind al niemand tot last had willen zijn. Het ene tikte het andere aan.'

 

Voelen

'Op een vrije middag ging ik naar zee. Het stormde, ik liep tegen de wind in en er was niemand op het strand. Naast mij zag ik twee paar voetafdrukken in het zand, van een man en een vrouw. Ze liepen met me mee. Ik voelde hun aanwezigheid. "Daar zijn jullie”, dacht ik. "Nou kan ik met jullie praten.”

 

Mijn psychologe raadde me aan om mijn gevoelens op te schrijven. Dat was een gouden tip. Over die ervaring op het strand schreef ik mijn eerste gedicht. Ik deed er wel een week over. Mijn vrouw had ik niets over mijn ervaring verteld, zo gesloten was ik. Toen ik het gedicht aan haar liet lezen, moest ik voor het eerst huilen. Echt verschrikkelijk huilen. Dat was vijf maanden na het ongeluk. Zo diep zat het dus. Ik had maanden tegen mijn tranen gevochten en nu kwamen ze eruit.

 

Schrijven heeft me erg geholpen bij mijn verwerking. Bedenken hoe ik iets kon verwoorden, schaven aan formuleringen. Aanvankelijk gingen mijn gedichten vooral over 'ons' en 'wij'. Maar na een paar maanden heb ik er een geschreven in de ik-vorm. Dat voelde meteen heel anders. Alsof ik op de bodem zat en langzaam weer omhoog kwam. Het was een omslag. Van klaarstaan voor anderen naar: ik ben er ook.'

 

Loslaten

'Het zijn heftige tijden. Veel positieve gebeurtenissen hebben nu ook een verdrietige kant. Het huwelijk van mijn dochter bijvoorbeeld. Daar zag ik mijn nichtje en besefte dat zij misschien ook wel wil trouwen, maar geen vader meer heeft om haar naar het altaar te brengen. Dat is hartverscheurend. Die emoties komen hard bij me binnen. Ik heb nog steeds hulp nodig om met die gevoelens om te gaan. In de cursus mindfulness leer ik om compassie te hebben en tegelijkertijd afstand te bewaren.

 

Na het dichten ben ik tekenlessen gaan volgen. Eerst tekende ik steeds hetzelfde tafereel. Een woestijn, de brokstukken van het vliegtuig, de silhouetten van Janneke en Marten. Er zat veel woede in. Wat is daar in godsnaam gebeurd? Waaróm moest het gebeuren? Dat is voor mij nog steeds een blackbox. De laatste tekeningen zijn zachter. De woestijn is niet meer bloedrood maar zandgeel. Ik heb zelfs een zon getekend en een regenboog. Janneke en Marten gaan hand in hand samen naar het licht. Zelfs de dood kan hen niet scheiden. Dat geeft me troost. Ik laat hen langzaam los.'

 

Bevrijding

'In mijn woonkamer hangt een foto die ze tijdens hun reis door Zuid-Afrika hebben gemaakt. Ze staan er zelf niet op, maar hebben het uitzicht over de bergen gefotografeerd. Tussen de donkere heuvels zie je in de verte de blauwe lucht. Voor mij staat die foto voor de weg die zij na hun dood zijn gegaan. Maar het illustreert ook het proces dat ik zelf heb doorgemaakt sinds het ongeluk.

 

Vroeger stond ik altijd maar klaar voor anderen. Ik was voortdurend aan het zorgen, zorgen, zorgen. Ik wilde niemand tot last zijn, cijferde mezelf weg. Dat was een energielek. Het zoog me helemaal leeg. Dat patroon heb ik doorbroken. Ik durf mijn emoties nu veel meer toe te laten. En ik heb een manier gevonden om me te uiten: gedichten schrijven en tekenen.

 

Had ik deze verschrikkelijke gebeurtenis nodig om anders in het leven te staan? Die gedachte heeft lang door mijn hoofd gespookt. Waarom zij, ten behoeve van mij? Daarover voelde ik me schuldig. In de gesprekken met mijn psychologe heb ik geleerd om te accepteren dat dit mij is overkomen. Dat ik ben veranderd, is nodig om verder te kunnen. Anders red ik het niet. Het is een overlevingsstrategie. Toen ik dat eenmaal inzag, voelde ik me bevrijd.'

 

Zo mooi als een vlinder Dansend in de wind

Zo vrij als een vlinder Waar je je ook bevindt

Zo teer als een vlinder Zo kort was jullie leven

Zo dankbaar voor al jullie liefde Al was het maar voor even ...

Zo geliefd, zo gemist

Onze liefde voor jullie is zo groot

Die reikt tot veel verder dan de dood

Mirona van der Linde-Jakobsen

23 april2011

Steeds weer die beelden die komen, zonder volgorde in tijd; vaak veel te heftig, ze geven mijn gevoelens geen respijt Ik kon er niet mee omgaan, gevangen in mijn emoties Ik zag niet hoe ik er aan toe was en kende geen opties

 

Steeds maar weer zoeken naar hulp die ik anderen kon geven; dat helpt een tijdje, maar is niet genoeg voor je eigen leven Aandacht besteden aan jezelf, was een welgemeend advies; om dichter te gaan naar mijn gevoel dat ik had bij dit verlies

 

Het dichten bracht de eerste stap om meer tot mezelf te komen; wat rust in mijn hoofd, zo nu en dan wat stilte in mijn dromen Ruimte voor wandelingen in de natuur, een bron van spiritualiteit; even met jullie samen te zijn, een innig gevoel van verbondenheid

 

Een gebeurtenis als deze te verwerken, dat bestaat eigenlijk niet; blijvend is de pijn en zijn de gevoelens van eenzaamheid en verdriet Door de zoektocht naar mezelf heb ik geleerd dat deze er mogen zijn; laat ze gerust maar komen, die angsten, onzekerheden en pijn

 

Een cursus spiritueel tekenen brengt me mijn gevoelens te uiten Mindfulness geeft me de kans mijn innerlijke zwakten te omsluiten Mijn psychologe leerde me met compassie te kijken naar mijn onmacht Dit is mijn weg om op te kunnen staan vanuit mijn innerlijke kracht

 

Een les dat je ook in zware tijden altijd keuzes hebt te maken; om zelf te kunnen overleven, maar die je diep in je hart raken Keuzes die een prachtige innerlijke wending geven aan mijn leven Heel erg dankbaar voor de kostbare tijd die mij wel is gegeven

 

Twee regenbogen zag ik schitterend boven een rustige zee staan Een teken dat ik met jullie liefde, blij en gelukkig verder mag gaan

 

Siemen Lenos

24 januari 2012

Nawoord

Plotseling blijkt het leven heel breekbaar. De orde van de dag is volledig tenietgedaan. Vanzelfsprekendheden zijn verdwenen. Schokkende gebeurtenissen, zoals een groot vliegtuigongeluk, zijn zeldzaam. Maar toch: ze gebeuren. En dat maakt het zo problematisch voor de nabestaanden die een dierbare persoon verliezen. Waarom moest dit nu hem of haar overkomen? Het is zo moeilijk te bevatten. De ander is plotseling weg: op brute wijze onherroepelijk verdwenen. Ongeloof en realiteitsbesef wisselen elkaar af.

 

Een traumatische ervaring verwijst naar een confrontatie met dood, ernstig letsel of bedreiging van de lichamelijke integriteit van een persoon of van anderen, in combinatie met intense angst of hulpeloosheid. De gebeurtenis overvalt de persoon in grote heftigheid. Invloed uitoefenen is onmogelijk. Basale zekerheden raken ontwricht. De continuïteit in het bestaan van een mens wordt doorbroken.

 

In de psychologie en psychiatrie proberen we deze traumatische ervaringen te bestuderen. Veel is inmiddels (redelijk) bekend: over de aard van de gevolgen, over hoe lang problemen na een schokkend verlies kunnen aanhouden, over uiteenlopende oorzaken van de ernst en de duur van de gevolgen, over de verschillen tussen individuen, over het belang van erkenning en steun, over werkzame methoden om mensen te helpen deze ervaringen te verwerken en om ernstige stoornissen te behandelen. Veel is overigens nog niet zo goed bekend. Wat is bijvoorbeeld precies het verschil tussen een gezonde verwerking en een problematische verwerking? Hoe veerkrachtig kunnen mensen zijn? Hoe kunnen de getroffenen de schokkende ervaring inpassen in hun opvattingen en betekenis vinden in wat hun is overkomen?

 

Naar trauma en rouw wordt veel onderzoek gedaan, zeker ook in Nederland. Behandelingsmethoden worden ontwikkeld en onderzocht op hun effectiviteit, psychologische en biologische mechanismen in de verwerking van ingrijpende ervaringen worden onderzocht en determinanten van gevolgen worden geanalyseerd.

 

Nederland is een relatief vooraanstaand land op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en van kennis en vaardigheden op het gebied van de therapeutische behandeling van door verlies, rampen en geweld getroffen personen.

 

Maar er blijft altijd een kloof tussen de wetenschap en het daadwerkelijke leed van de getroffenen. Tussen de expertise van professionals en de gevoelens van de slachtoffers en nabestaanden. Dat is begrijpelijk. En het maakt uitgaves zoals dit herdenkingsboek over Tripoli juist zo onmisbaar. Nabestaanden vertellen in hun eigen woorden over het gat dat het verlies van een dierbare in hun leven heeft geslagen, over hun worsteling met wat hun is overkomen, over hun vragen over het ongeluk. Het boek laat zien hoe ieder op zijn eigen manier zoekt naar een beheersing van het leed. En hoe ieders leven voorgoed is veranderd.

 

Prof. dr. Rolf J. Kleber, hoogleraar pyschotraumatologie aan de Universiteit Utrecht.

 

Met dank aan

Ruben, Nicole Bijl, Henny Kamphuis, Ingrid Karelse-Burggraaff, Anjo Geraerts-Clermonts en Mindy en Kelly Haen, Siemen Lenos, Mirona van der Linde-Jakobsen, Familie Van Noppen, Lis Poiesz, Dorien Pouwels- van Dam, Thea Beekman, Ingrid Bosma, Bart von Bartheld, Koos Kranenburg

 

Redactieraad

Rob Sardemann, Slachtofferhulp Nederland Josée Netten, Stichting Impact/Partner in Arq Eric Vermetten, Echoes Online/Partner in Arq Interviews en redactie

 

Schrijf Schrijf - creatieve concepten en tekstproducten, Utrecht Organisatie, redactionele ondersteuning & advies Amal Boukarfada Vormgeving

 

Carta - communicatie & grafisch ontwerp, Utrecht

 

Fotografie

Fleur Wiersma

 

Druk

Prezco, Diemen

 

Deze uitgave kwam tot stand door samenwerking van

Slachtofferhulp Nederland, Stichting Impact/Partner in Arq, Echoes Online/Partner in Arq ISBN 978-90-72970-00-8

© Slachtofferhulp Nederland - Utrecht mei 2012

 

Het auteursrecht van deze publicatie berust bij Slachtofferhulp Nederland.

Geheel of gedeeltelijke overname van teksten is alleen toegestaan met bronvermelding en na toestemming van Slachtofferhulp Nederland.

Overname van het beeldmateriaal is niet toegestaan.

Referentie: 
Redactieraad: Rob Sardemann, Josée Netten en Eric Vermetten | 2012
Utrecht : Slachtofferhulp Nederland
http://www.impact-kenniscentrum.nl/nl/producten/thema/herdenken
Trefwoorden: 
nabestaanden, persoonlijke ervaringen, rampen, rouw, rouwproces, rouwverwerking, verlies, verwerking, vliegrampen